naar de redding gedaan, wanneer de regering valt. Wanneer zij dan nog wordt vervangen door figuren die naar het hart zijn van de financiële grootmachten zowel in binnen- als in buitenland, komt het vertrouwen en tegelijkertijd de gezondheid van de munt snel terug. In oktober 1926 wordt de Belgische frank gestabiliseerd op 175 fr. voor een pond. Verder worden enkele maatregelen getroffen om de staatsschuld op korte termijn weg te werken. Men verplicht de bezitters van kortlopende schatkistcertifikaten ertoe hun waarden in te wisselen tegen aandelen van de Nationale Maatschappij van Belgische Spoorwegen. Daarmede verdwijnt het budget van de Spoorwegen uit de begroting van de Staat en wordt een belangrijke verliespost uit de publieke boekhouding weggehaald. Het begint er dus wat beter uit te zien voor het land; het vertrouwen stijgt nog wanneer ook het Belgisch kapitaal terugkeert dat enkele maanden vroeger een uitstapje naar het buitenland heeft gedaan. De kapitaalbezitters hebben opnieuw het vooruitzicht voordelig in België te kunnen beleggen onder het welwillend toezicht van de Belgische regering en de Société Générale. België komt terug op de goede weg van de voorspoed en de zaken beginnen weer te floreren. Wij beleven een korte periode van zeer grote expansie.
In de enkele nu volgende jaren gaat de buitenlandse handel oplopen van 15 tot 30 miljard. Ook het produktie-apparaat wordt in hoge mate ontwikkeld en gemoderniseerd: men begint het Albert-kanaal te graven, te Antwerpen wordt de Kruissohans aangelegd, te Gent werkt men de haven af. Terloops weze gezegd dat men in deze periode voor het eerst duidelijk een zekere verschuiving kan waarnemen van de ekonomische aktiviteit ten voordele van het noorden van het land. In Vlaanderen worden talloze bedrijven uitgebreid en nieuwe opgericht: radium-installaties te Olen, Lommel en Hoboken, tin-, koper- en kobaltverwerkende nijverheid te Hoboken, scheikundige fabrieken te Boom en te Turnhout, textielbedrijven te Ronse, Roeselare, Eeklo, Kortrijk. In de Antwerpse nijverheidszone rond de haven ontstaan geweldige ondernemingen: General Motors, Mercantile, Refribel.
In deze tijd begint ook Belgisch-Kongo meer aanzien te krijgen. De kolonie levert een stijgend aandeel in de ekonomische ontwikkeling van het moederland en geeft daarom ook veel meer dan vroeger aanleiding tot nationale trots.
1926-1930: een gouden tijd inderdaad. Alle investeringen renderen onmiddellijk en geven hoge winsten. In sommige nijverheidstakken zijn de dividenden geweldig opgevoerd: 46% in de steenkolennijverheid, 40% in de textiel, 38% in de papierindustrie; de gemiddelde opbrengst van het kapitaal schommelt rond 20%.
Vanzelfsprekend wordt deze voorspoed niet uitgebreid tot de volledige Belgische bevolking; wellicht zelfs is deze er relatief niet veel beter aan toe dan vóór de oorlog. Maar de koek van het nationaal inkomen wordt steeds groter en daarom vallen van de rijkgedekte tafelen ook wat vettere kruimels. 1926-1930 is een periode van vrede. Dank zij het Dawes-plan, dank zij Locarno heerst vrede op het internationaal vlak. Dank zij Jaspar en Francqui heerst ook vrede in het binnenland. Althans sociale vrede. Want in België begint een ander vraagstuk te gisten, dat reeds lang had moeten opgelost zijn, waarvoor zowel koninklijke als ministeriële beloften zijn gedaan en dat slechts hier en daar een schuchter begin van regeling heeft gekend: de Vlaamse kwestie.