wegen. Men wil terugkomen op gedane beloften als de acht-urendag, de achtenveertig-urenweek en men weet dat de socialistische ministers dit moeilijk zullen kunnen aanvaarden. Daarom wacht men op de eerste de beste gunstige gelegenheid: op het incident van het gebroken geweer.
De 16de oktober 1921 manifesteert de B.W.P. te La Louvière voor de vermindering van de legerdienst; tijdens de manifestatie krijgt de socialistische Jonge Wacht zelfs een vlag waarop een gebroken geweer is afgebeeld. De kranten, die de manifestatie verslaan, vermelden evenwel de aanwezigheid van de socialistische minister voor Openbare Werken, Edward Anseele. Dit is meer dan de liberale minister voor Landsverdediging, Albert Devèze, kan verdragen. Op zijn protest besluit de katholieke eerste-minister Carton de Wiart Anseele's ontslag te vragen, waarop de socialistische ministers in blok het kabinet verlaten. Noch hun medewerking aan de regering, noch hun ontslag hebben de socialisten in de ogen van de bevolking veel goed gedaan, want bij de kort daaropvolgende algemene verkiezingen gaat de B.W.P. gevoelig achteruit.
Zij begint nu willens nillens een oppositiekuur waarvan zij enkele gunstige resultaten verwacht. Het is klaar dat zij, om te beginnen, zal trachten het bij de kiezers verloren terrein terug te winnen. Maar daarbij komt dat zij, niet gebonden door het programma van een koalitie-regering, de handen vrij heeft om orde te brengen in haar eigen rangen.
Want het botert niet zo best bij de socialisten in het begin van de jaren twintig.
De meer gematigde vleugel van de partij, waarbij de syndikaten, de koöperatieven en de mutualiteiten komen, meent dat de socialistische doeleinden kunnen verwezenlijkt worden binnen het bestaand systeem, mits dit geleidelijk te wijzigen; gaandeweg zal de massa trouwens begrijpen waar haar belang ligt. Dank zij het algemeen stemrecht zal zij uiteindelijk de socialisten de onverdeelde macht wel geven in parlement en regering. De linkervleugel van de B.W.P. deelt dit optimisme niet. Hij meent dat, mocht ooit de arbeidersklasse aan de macht dreigen te komen, binnen of buiten het systeem, via het parlement of de straat, de bezittende klasse nooit zonder strijd haar privileges zal opgeven. Uiteindelijk komt geen socialistische maatschappij tot stand zonder geweld; uiteindelijk groeit een nieuwe wereld niet geleidelijk uit de oude en valt het kapitalisme niet zonder slag of stoot, alleen maar omdat algemene verkiezingen het zo beslissen.
Deze twist is al een hele tijd aan gang in de B.W.P. en zal trouwens nu zijn hoogtepunt bereiken; enkele maanden later zal de meest radikale fraktie van de linkervleugel uit de partij worden gesloten en zal een nieuwe formatie, de Kommunistische Partij, worden geboren.
Het tweede oogmerk, dat de Belgische Werklieden Partij tijdens haar oppositie-periode wil bereiken, is de versteviging van de éénheid tussen linker- en rechtervleugel. Het is nauwelijks overdreven te zeggen dat de leiding van de B.W.P. zich hals over kop in een offensief in alle richtingen stort. Dank zij de regering wordt evenwel elke oppositie (en niet alleen de socialistische) gepolariseerd door de buitenlandse politiek, door de bezetting van het Roer-gebied.
Deze vormt voor de B.W.P.-leiding een gedroomde gelegenheid. Het , anti-militarisme, dat van oudsher voortvloeide uit de haat tegen het kapitalistisch, imperialistisch bestel, en dat bovendien het zinnebeeld was van het anti-establishment, is inderdaad een welkome katalysator. Zo de B.W.P. zijn uiterste linkse vleugel verliest, wordt de éénheid van de partij na 1921 voor enkele jaren hersteld.
De bezetting van de Roer heeft evenwel voor België nog andere gevolgen dan alleen een versteviging van de socialistische partij. Andere frakties van de oppositie volgen op dit ogenblik dezelfde anti-militaristische weg en het duurt niet lang of er ontstaat een grote gevoelsgemeenschap tussen de socialisten en de anti-Franse, anti-militaristische Vlamingen.
Deze grote groep met verschillende, maar op enkele punten gelijkgerichte, belangen ageert steeds sterker tegen het internationaal beleid van het land; haar sukses houdt gelijke tred met de moeilijkheden, die de Roer-bezetting België zowel op het buitenlands als op het binnenlands vlak bezorgt.
De ekonomische toestand van het land is inderdaad sedert het einde van de oorlog nooit erg schitterend geweest. Wij hebben zelfs, in het begin van de jaren twintig, een reces gekend tijdens hetwelk fabrieken werden gesloten, de werkloosheid steeg en de minder begoede klassen weinig