zal zich wellicht herinneren, dat Duitsland één van de artikels van het verdrag van Versailles had aanvaard dat zegde dat Duitsland alléén schuld had aan de oorlog. Hieruit volgde dat het aan alle verbondenen alle reeds geleden en nog te lijden schade zou vergoeden die uit het konflikt voortsproot. Duitsland moest niet alleen de stoffelijke schade betalen die werd veroorzaakt door zijn oorlogsdaden alsmede door deze van de verbondenen; het werd ook verantwoordelijk gesteld voor de oorlogspensioenen die de geallieerden moesten geven aan hun verminkten, aan de weduwen en wezen van de gesneuvelden. Duitslands herstelbetalingen strekten zich derhalve uit over vele decennia en bereikten, gezien de kolossale omvang van de verliezen aan mensen en bezit, astronomische cijfers.
Het eerste bedrag, dat door de verbondenen werd vastgesteld, bereikte zes miljard zeshonderd miljoen pond sterling; Frankrijk had recht op 52% van dit bedrag, Groot-Brittannië 22%, Italië 10%, België 8%, de andere geallieerden 8%. Deze enorme som moest in schijven en in baar geld worden betaald. De laatstvermelde voorwaarde was volkomen boven de kracht van het overwonnen en in volledige ontreddering verkerend Duitsland. Bepaalde kringen en meer in Groot-Brittannië dan in Frankrijk en België, zijn dit gaan inzien en stilaan is zowel het bedrag van de herstelbetalingen gaan verminderen als de els te worden betaald in baar geld. Duitsland kan zijn verplichtingen steeds maar slechter aan, tot het uiteindelijk, in december 1922, de verschuldigde termijnbetaling niet kan uitvoeren. Hierop reageert Frankrijk met een onverwachte brutaliteit, en bezet het samen met België het Roer-gebied. Het is evenwel geen bezetting terwille van de bezetting, dwz. om de eigen veiligheid te waarborgen. Frankrijk wil de Duitse nijverheid rechtstreeks voor de geallieerden doen werken en de verschuldigde herstelbetalingen feitelijk bij de bron innen. Duitsland neemt de Frans-Belgische inval niet en roept de passieve weerstand uit: het is de Duitse burgers verboden met de bezetters samen te werken en alle vrijwillige herstelbetalingen en leveringen in goederen worden stopgezet.
Met één slag valt het hele ekonomisch leven in Duitsland stil. De mark, waarvan de waarde wegens de Duitse oorlogsschuld reeds sterk was gedaald en einde 1922 werd uitgewisseld naar rato van 35.000 mark voor een pond sterling, duikt nu helemaal de diepte in. Zij verliest in enkele maanden tijd alle waarde en wordt einde 1923, omgewisseld tegen 50.000 miljard mark het pond. Er zijn over deze tijd die geen voorgaande kende, ontelbare tragi-komische anekdoten. De bekendste is wellicht deze, volgens welke men, vóór de inflatie, inkopen ging doen met geld in zijn zak en terugkwam met koopwaar in een mand. Tijdens de inflatie ging het andersom: men vertrok met een mand vol geld en kwam met wat koopwaar in zijn zak terug.
In ‘De Zwarte Obelisk’ vertelt Remarque over deze tijd, toen men de arbeiders tweemaal per dag moest betalen, omdat zij 's middags met hun loon van 's morgens zoveel meer konden kopen dan met hun namiddagloon 's avonds.
Het is duidelijk dat in dergelijke omstandigheden geen ekonomisch leven en derhalve ook geen ordelijke samenleving meer mogelijk is.
Voor Duitsland, dat in 1923 volledig aan de grond zit, is de bezetting van de Roer en haar gevolgen een nog grotere ramp dan het verdrag van Versailles. Met één slag wordt een belangrijk gedeelte van de bevolking, de middenstand, geruïneerd. De haat tegen de geallieerden en het verdrag van Versailles wordt tot een hyper-nationalistische hysterie opgezweept; de ene staking volgt op de andere en ook aanslagen en sabotages. Terwijl de Duitse regering te Berlijn alle schuld op de geallieerden steekt en weigert welke maatregelen ook te treffen om een einde te maken aan de onmogelijke toestand, moet het land afrekenen met zowel een putsch van rechts als een kommunistische omwenteling. Het kent de éne te München, de andere te Hamburg en niemand weet welke de volgende stad zal zijn, noch van welke kant het onraad dreigt.
Dergelijke chaos kan uiteindelijk geen eeuwen duren in een modern, industrieel land met een sterk ontwikkeld stedelijk leven. Daarom kapituleert de Duitse regering na acht maanden of, beter gezegd, zij neemt ontslag. In september 1923 komt een nieuw kabinet tot stand dat zal worden geleid door een in het buitenland onbekend politikus: Gustav Stresemann. In feite wordt op dit ogenblik de eerste stap gezet naar een Frans-Duitse toenadering, naar het Dawes-plan, naar Locarno.