Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende 202. De nieuwe wilde-jager. Tettretet, ik heb een' horen! 'K blaas daarop zoo hard ik kan. 'K heb een' boog met zeven pijlen! Nu ben ik een jagersman! Tettretet, ik ga uit jagen Op het veld en in het bosch! 'T gaat op hazen en konijnen, Ja, op wild gedierte los! Tettretet, ik schiet op tijgers! Ginder staat een steenen paal, En wat verder op nog zeven! Dat zijn leeuwen altemaal. Tettretet, waar zijn mijn' honden? En waar is mijn jagersknecht? Wacht, die steenen zijn mijn' brakken En die stok is Kees, de knecht. [pagina 199] [p. 199] Tettretet, die dikke linde, Is een bruine beer. Valt aan! Ik zal met mijn' trouwe honden Alles op de vlucht doen gaan. Tettretet, stil, nog wat anders; 'K dacht om heel mijn' boog niet meer. Rrrrt, daar gaat mijn eerste pijl af En drie leeuwen vallen neêr. Tettretet, de beer gaat loopen, En de tijger neemt de vlucht, Hoor, hoe klinkt dat vrees'lijk brullen, Onder 't loopen, door de lucht! Tettretet, ik ben een jager, Altijd vroolijk, frank en vrij, En mijn schot is altijd raak ook: Nimrod was een kind bij mij. Tettretet, maar moest die Nimrod, Zoo als ik naar school toe gaan? Of is hij zijn heele leven Maar op jagen uitgegaan? Tettretet, wat domme kerel Was dan toch die groote man! Neen, ik wil geen jager worden Voor ik heel goed lezen kan! Vorige Volgende