Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende [pagina 200] [p. 200] 203. Dom, maar mooi. Daar zat zij in haar' kop'ren kooi, De groote kaketoe. Zij poetste snavel, borst of kop En streek haar' kuif eens even op En at en dronk maar toe. Het beest was helder als een brand, Maar, grootsch ook, van belang! Doch nimmer zong ze een lustig lied; Zij kon maar fluiten, anders niet, Dat was haar heel gezang. De dagen volgden op elkaêr En ieder leerde wat. Maar zij bleef altijd zoo ze was, Ze keek eens rond; ze floot eens pas, Of streek haar' pluimen glad. Zoo stierf zij nu voor twintig jaar In hare kop'ren kooi. Zij werd begraven, en de meid, Die dat moest doen, heeft vast gezeid: ‘Wat was je dom, maar mooi!’ Vorige Volgende