Alles zingt
(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje
[pagina 70]
| |
Die stoel is lui: maar neen, toch niet!
Dat is nu ook niet waar!
Het is een stoel waarin men zit
Om wat te lui'ren maar.
En nu begrijpt gij allen vast,
Dat zulk een stoel een kind niet past.
En Vader dan? Past die er in?
Past hem het lui'ren wel?
O neen, maar Vader is nooit moe'
Van allerhande spel.
Zijn wij van 't spelen moe', wij gaan
Bedaard naar bed en 't is gedaan.
Maar komt mijn Vader thuis van 't werk
Dan doet hij meest nog wat,
Nu is het boven, dan beneên,
Nu is het dit, dan dat.
Er is wat noodig voor 't gezin.
Veel moet er uit: veel moet er in.
Maar daad'lijk van het eene werk,
Aan 't andere te gaan,
'T mag één keer zijn, 't mag twee keer zijn;
Maar dan is 't ook gedaan.
Wie werken wil met kracht en lust,
Moet niet te zuinig zijn met rust.
En tusschen 't eene en 't and're werk
Zit Vader elken dag
Een poosjen in dien ‘luien stoel’,
Ik meen dat dit wel mag.
En ieder, die daar kwaad in ziet,
Die weet het niet! Die weet het niet!
|
|