Alles zingt(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje Vorige Volgende 69. Glazen beentjes. Mijn' kleine zus van pas twee jaar, Die loopt nog niet, ze kruipt nog maar, Doch als het haar wordt voorgedaan Kan ze ook al aan een stoeltje staan. En zeg ik nu zoo uit de grap: ‘Klein Mientje, doe eens trippeltrap!’ Dan gaan haar voetjes op en neer, En heel haar lijf gaat heen en weer. [pagina 69] [p. 69] ‘Let op,’ zoo zegt mijn' Moeder dan, ‘Hoe gauw klein Mientje loopen kan.’ 'K ga dan een eindje verder staan En roep: ‘Hier is wat, Mien, pak aan!’ En pas heb 'k dat geroepen, of Ze werpt zich op den grond, plof-plof! En komt zoo kruipend naar mij heen: Maar dat is nu niet, wat ik meen. ‘Neen, kleine Mien,’ zoo zeg ik dan, ‘Toon nu eens dat u loopen kan!’ Maar nauw'lijks heb ik dat gezeid, Of daad'lijk roept de kleine meid, Alsof 't haar ingefluisterd was: ‘Mien tan nie, neen, Miens beentjes glas.’ Begrijpt ge niet, wat dat beduidt? Zoo luister maar, ik leg het uit. Een poos geleen, zeî buurman Piet: ‘Wat!? Loopt die dikkerd nog al niet? ‘Ik denk, het is al meer beleefd, Dat Mientje glazen beentjes heeft.’ De slimmerd had dat goed verstaan, En als Moe' sprak: ‘Mien, loopen gaan!’ Lachte onze guit en zeide ras: ‘Mien tan nie, neen, Miens beentjes glas.’ Vorige Volgende