Alles zingt
(1878)–Pieter Louwerse– Auteursrechtvrijliedjes en rijmpjes voor het kleine volkje
[pagina 12]
| |
Ik ben zelfs de oudste, weet ge,
En nu al bijna tien.
Dat zoudt ge aan mij niet zeggen,
'T is mij niet aan te zien.
Laatst dacht mijn oude buurman,
Dat ik al dertien was,
Want 't jasje van zijn zoontje
Was mij precies van pas.
En die is nu al veertien.
Wat stond de man te zien,
Toen 'k zei: ‘Neen, beste buurman,
Ik ben er nog geen tien.’
Nu ik zoo groot van stuk ben,
Begrijpt ge zeker ras,
Dat ik, als oudste broeder,
Wat op de kleinen pas.
Daar is wat meê te stellen!
En Moe' zegt menigmaal:
‘Vier kind'ren zoet te houden,
Dat is een heele haal!’ -
‘“Drie vrouw,”’ zoo zegt dan Vader,
‘“Één meisje, en jongens, twee!
Want Piet,”’ - hij wijst op mij dan,
‘“Die reus telt niet meer mee!”’ -
Dan lach ik in mijn vuistje
Als ik dat hoor en zie;
En ik zeg dan met Vader:
‘Neen, Moe', er zijn er drie!’ -
| |
[pagina 13]
| |
Maar komt Moe' met wat lekkers
En roept ze er drie: ‘Komt hier!’
Dan zeg ik: ‘Misgerekend,
Neen, Moe', er zijn er vier!’
|
|