Joanna koningin van Napels, of Den trotzen dwinger(ca. 1664)–Félix Lope de Vega– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina VII] [p. VII] Op den Trotzen dwinger, gerijmt door Mr. Hendrick de Graef. VOor desen heeft out Room geroemt op haer Toomeelen, Voor dees had Griecken d'eer van d'eedle Poëzy, D'Atheenze leucht scheen toen een wonder in het speelen Op 't hoogt Schoww-tooneel: maer heden roemen wy Op die d'eertijtel voert van Ong'rens Prins zijn wreetheyd. Minerf voor hem alreets de groene Lauwr gereet leydt. De kroonzucht speelt hoer rol in 't oop'nen der gordijnen; Andreas woed, en woelt, doet davren't Schouw-tooneel Tot Napels Koningin hem doet zijn macht verdwijnen, Zoo krijgt een dwingelant een smaetb're doot tot deel, Het wanckelbaer geluch rolt hier den Dwinger tegen. Geen vrouwen sijn door dwang tot minnen te bewegen. Dus raeckt door mommenry ter doot den Trotzen Dwinger, Dus is des Napels schrick zijn wrede ziel ontrooft. Een eedelmoedig hart vreest voor geen blixemslinger. Men set Tarant de Kroon van Napels op het hooft. Ferraer na dwang, en leet, is tot haer wensch gekomen. Wie zigh van schrick ontslaet heeft geen gevaer te schroomen. Wel GRAEF, graveert zoo door uw voorgenomen lusten, 't Ontbreeckt uw sanggodin aen geen hooghdravend stof. Een wijs vernuft soeckt noyt in leedigheydt te rusten. Wie kunst, en eer bemint verdient een dubb'le lof. Vaer voort, op dat uw naem onsterfeltjck magh warden. Wiens kunst gepresen wert, sal steets in kunst volharden. Iacob Kemp. Vorige Volgende