sprekend nog altijd op de vertelling die het water maakt tusschen de slibberige kanten van een vaart. Moed houden en links alevel, op vunzig wal-hout groeit het frissche groen wel welig, doch u, trouwe metgezel zoo lang, had ik toch een beter plaatsje toegedacht om te wassen in dit land. En dan zult gij zelve gevangen zitten voor een tijdje, evenals de kinderen dier vreemd-zingende moeder; maar gij, heerlijke onnoozele, om op te staan al bij het eerste nieuwe voorjaar, om in de weide mede te schallen met uwe broeders en onder de lust-tonen van metallieke gonzers uwe goudene vrijheid uit te schateren en uwe nieuwe kaarsjes te ontsteken. Straks gaat het regenen. En wanneer dan het zwervende bed-dons der populieren verslijkt waar het valt, zal ik het ook wel moeten aanzien, hoe vele andere uitstekenden in dit waterland zich onbeschermd gaan voelen en angstig de hoofden steken bij elkander, zeggende: Waarom verstaan wij nu eerst dat er een braak is geschied, waarom heeft men ons niet bijtijds gewaarschuwd, waarom ons niet gemeenebestelijk opgeroepen, vóor of tégen, boven de wiegen onzer kinderen, toen het weer nog droog was. Helaas, helaas, de zond-vloed moge ons sparen, geen water, was het de zee, wischt het spreekwoord uit, dat kwaad wreekt zich zelve.
Nu blaas ik deze water-slob u over, vervolgde onze held, omdat het de kortste weg is. Alles zal rech kom, alles komt terecht, verstond ik het niet boven het marktplein, alles, behalve de verzopen dubbeltjes.... Tenzij je weet te trouwen met de dochter van de kastelein, ginnegapte de roze dikkert met de gouden ringetjes in zijn ooren, welke de vrouw naast zich had met de zilveren schulpen om het voorhoofd. Het volk is slachtoffer en maakt slachtoffers.... Zaadje, daarmee is zeer veel gezegd, tsja.... en aangeduid tevens.... tsia.... dat dit wel eens het laatste zonneschijntje zou kunnen zijn voor vele dagen die komen.