Zesde avond.
Wij lieten onzen held in de opklaring van den heelalieken schemer, wij zagen den matten nevel te verzilveren beginnen, het vage inzichtig gaan worden en allengskens bestippeld met licht, gelijk een nachthemel, openend achter sterren nieuwe sferen van sterren bestoken en die zichtbaar bewegend, blij-omguirlandende en verhelderend elkander.
Want het oogenblik van zijn helderziende worden scheen de wereld in den gloed-blik van het Oog door een groote vreugde te worden beroerd. Dans- en muziek-glanzende verbindingen nog nebuleus, aetherische jubelingen, wuivingen als gewaai van sluiers in 't ongemeten neigen van witte vonk naar vonk, erkenningen met lichtenden keer en weêrkeer, saâmstrengelende tot kernen schijn ineen, terwijl hij wijder de omglobende boden al snellen zag en vreugd'vol de kondschap kon zien binnenijlen het lichtpriëel van eene verre sfeer. Breede wijdingen genoot onze held in dit hoog