Gedichten(1932)–Jac. van Looy– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] Een liedje voor kinderen Buiten, Achter de ruiten Grimmelt het ruig en ruw; Huizen en hoven Wenken naar boven: Goed in bed is het nu. Buiten, Achter de ruiten Is er de lucht wittig-grauw, Schuinlings daaronder Gloriet bizonder Wolkig goud en blauw. Buiten, Hangt voor de ruiten Bar en van klinkklaar ijs, Onder een regel 'n Heel groote pegel Schriklijk stuursch en wijs. Buiten, Eventjes fluiten, Vogeltjes roepen gauw; [pagina 83] [p. 83] En rond den pegel Onder den regel Schimmert het rood en blauw. 't Wordt een gewemel Tot in den hemel; 't Sprankelt en spruit en spriet; En aan den regel Den manhaften pegel Velerlei glans ontschiet. 't Prikt als champagne, 't Biggelblauwt, tintelt oranje, 't Bengelt in traantjes en vloeit Licht langs den pegel... Onder den regel 'n Drop als een vlammetje gloeit. Geen Cullinan kan zoo karbonklen, Geen melkweg-lichtdruk zoo fonklen, Geen steen en geen ster en geen beeld, Als achter de ruiten, Als daar voor het buiten Een leventje speelt. Buiten, Achter de ruiten Helder schijnt tuin en dak; [pagina 84] [p. 84] Eensklaps de pegel Onder den regel Stort naar beneê met een krak. - Buiten Zijn nu de ruiten Lijk een gewasschen veld, Waar, onversteven, Droppels gebleven, Enkel wat licht-gruis nog smelt. Buiten, Schuin door de ruiten Dringt het als wijn uit een spon... Boven de tinnen Gloriet naar binnen Hare Majesteit: Zon. Uit: Wonderlijke Avonturen I, Bijlage I. Vorige Volgende