Gedichten(1932)–Jac. van Looy– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Bij eene fotografie Uit de Hongersnood in Engelsch-Indië. Als telhout liggen ze op een hoop gesmeten, Als knuppel-takken, stronken, knoesten, staken; Lijf-knekels, lang, met vingers; riffen, kaken, Het grist en spalkt en blijft nog grimmen om eten. Van zoo'n bos lijken heeft elk lid vervreten Al wat om een geraamte een lijf helpt maken: 't Vleesch, vet misschien, durig, tot 't stel ging kraken En 't vel als schors was vol gescheur en beten... Het leven bundelt wat de dood maakt klaar... O eeuwige Ouden, eeuwgen pas geteeld... Mummies, o mummies in dit bloedrijk jaar... Bij heel deez' stramme bende is éen hoofd maar, Dat onderst-boven op dit heilig licht-beeld, Schaterend schrompt uit haar verschriklijk hair. 1900 Vorige Volgende