Gedichten(1932)–Jac. van Looy– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] In memoriam 'k Was haast een vreemd'ling haar. Maar 'n paar maal togen Mijn stille blikken op naar 't aardsch gelaat - Waar 'n oudheid zweemde als in een marm'ren staat, In morgenlandsch ovaal en wenkbrauwbogen. Was 't klacht, herinn'ring, wen daar werd bewogen De tengre trots des monds? of dageraad Te kort eens dags? - o, vreemde in huis en straat, Wisten het al uwe koel-wachtende oogen? - Ik weet nog zeer goed hoe ik was als bang Voor die volkomenheid van neus en wang. - Nu gaat 't in windsels en nog meer verreind 't Beeldschoone raadsel in ons raads'lig zijnd'. - Klagen om Rachel gaan. - Klaag, ziel, om haar, Met 't snikkend leven bij haar vroege baar. Zondag 14 Nov 1897. Na het verscheiden van Mevrouw Rachel Mendes da Costa, echtgenoote van Dr. A. Aletrino. Vorige Volgende