Gedichten(1932)–Jac. van Looy– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] Jac. van Looy Gedichten [pagina 9] [p. 9] Herfst De Zomer kwam met lachen, ging met tranen - Ik hoorde 't lachen, achl ter nauwernoode... En toen ik kwam, toen was zij heengevloden, En 'k zag nog vèr haar lichte vormen tanen: Nu weent zij droef om al de heengegane Verstomde zangers, om de witte en roode Gepluimde bloemkens, die de groene zode Eens cierden, waar zij trad, in breede banen. Laasl boven 't rits'lend weenen steigert luid Het wilde lachen van de Herrefst uit, Der wreede met een wijnrank om de lokken: Zij lacht en schudt de lange, donk're haren... Daar daalt een vloed van dorre, doode blâren, Gelijk een sneeuw van roode, gouden vlokken. October 1884. Vorige Volgende