Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– Auteursrechtvrij
[pagina 377]
| |
Klagten des Konings van Pruissen over het Plan hier tot verbetering der Rivieren gemaakt.In den voorleden Jaare zagen de Gelastigden van Gelderland, Holland en Utrecht over de aangelegene zaak der Rivieren, een antwoord van de Kleefsche Krygs- en Domeinkamer te gemoete, in verlangen om dan in verdere minlyke Onderhandelinge te treedenGa naar voetnoot(*). Doch, wel verre dat aan deeze verwagting werd beantwoord, hadt men het ontworpen Plan den Koning van Pruissen in zulk een licht voorgesteld, als behelsde 't zelve niets anders dan eene aaneenschakeling van onbillyke vorderingen, en voor de Ingezetenen van de Landen zyner Majesteit nadeelige gevoelens. Het gevolg hier van was eene scherpe Verklaaring, den veertienden van Lentemaand, by hunne Hoog Mogenden, door den Pruissischen Afgezant thulemeijer ingeleverd, waar in hy, onder eene menigte van klagten, aandrong op den gedaanen eisch, wegens de verhooging van den Millingschen Zomerdam, of in plaats van dien, op de herstelling der kosten, door den Kerkerdomschen Dyk veroorzaakt en een schadeloosstelling vorderde. By mangel van een behoorelyk antwoord, zou men van de Pruissische zyde niet anders kunnen denken, dan dat de Staaten niet meer wilden handelen overeenkomftig met het algemeen welzyn; maar strydig met voorheen gemaakte Verdragen ten opzigte van de Waterwerken. Zyn Majesteit ver- | |
[pagina 378]
| |
wagtte eene vaardige en stellige verklaaring over alles wat den Millingschen Zomerdam betrof, en dit met te meer reden: dewyl hy, anderzins zich zou genoodzaakt zien om gebruik te maaken van de middelen, die de nood en behoudenis zyner Onderdaanen hem zouden voorschryvenGa naar voetnoot(*). |
|