Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijCanunnik te Utrecht te zyn sluit iemand niet uit om Lid te worden van hun Ed. Groot Mogenden.Weinig werks hadt het in, by Staaten van Holland, een zwaarigheid uit den weg te ruimen, die zich te Rotterdam op deedt omtrent den Secretaris dier Stad Mr. d.r. wykerheld bisdom. De Regeering, ten oogmerk hebbende dien Heer voor te stellen tot Lid der Vergaderinge van hun Ed. Groot Mogenden, vondt, daar hy Canunnik van het Capittel van St. Pieter te Utrecht was, en overzulks aldaar in den Eed, zich verlegen met den Regel in den Jaare mdclviii op de Leden dier Vergaderinge gesteld, inhoudende, dat dezelve niet zullen mogen wezen in den Eed, Dienst of Tractament van iemand dan van hun Ed. Groot Mogenden zelve, van de Steden, op welker last zy ter Vergaderinge verschynen, en van eenige Collegien in Holland en Westfriesland. Zy gaf, by de voordragt deezer zwaarigheid, te kennen in 't zekere onderrigt te weezen, dat de Eed, dien de Canunniken van St. Pieter te Utrecht moeten afleggen, hun alleen verbondt tot bewaaring van de Goederen en Geregtigheden des Capittels; en begreep dat het oogmerk van het Reglement niet kon zyn uit | |
[pagina 376]
| |
de Vergadering de zodanigen uit te sluiten, die een Eed hadden moeten doen ter rigtige bestuuringe en handhaaving van Goederen buiten Holland en Westfriesland gelegen; dewyl de ligging der Goederen, 't zy binnen, 't zy buiten dit Gewest, geene verandering kon maaken in de natuur der zaake. Waar by nog kwam, dat, als men op de letter van het Reglement zag, de Canunniken eigenlyk niet gezegd konden worden in den Eed van iemand buiten dit Gewest te zyn; maar wel gezamenlyk met de andere Leden van dat Capittel, den Eed te doen tot bevordering van hun algemeen belang. Zy stelde, derhalven, voor, dat dewyl door Canunniken van andere Capittels te Utrecht, dezelfde of soortgelyke belofte, onder Eede geschiedt, door hun Edele Groot Mogenden mogt verklaart worden, dat Canunniken van eenige Capittels in Utrecht, teffens Ministers zynde van een der Stemmende Steden in Holland, tot de Vergadering mogten worden toegelaaten. - Alle de Leden, Rotterdam uitgeslooten, deeze zaak overwogen hebbende, vonden goed de Canunniken van eenige Capittelen in Utrecht, die geen sterker verband dan het gemelde vorderden, mits zy de andere vereischten in het Reglement bepaald bezaten, toelaatlyk in hunne hooge Vergadering te verklaarenGa naar voetnoot(*). |
|