Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijBeweegenissen over deeze zaak op de Classis van Schieland.Het Friesche Staatsbesluit hadt, ondertusschen, in andere Gewesten vry veel bekommernis verwekt by de Voorstanders der Kerklyke Magt, onder andere bragt de Classis van Schieland, op de Zuid - Hollandsche Synode, by het voorstellen van 't Lemma Kerklyke Zaaken Kerklyk te behandelen, dit Staatsbesluit ter baane, met byvoeging van de Bezwaaren tegen de Eerw. de cock ingebragt, betuigende hier uit geen ander begrip te kunnen vormen, dan dat aan de Kerklyke Vergaderingen van Friesland, door dit Staatsbesluit, belet werd, over 't stuk der Leere vry en Kerklyk te handelen: eene zaak, welke de Classis van Schieland bekommerlyk voorkwam, en geschikt om de nadeeligste gevolgen voor Kerk en Burgerstaat te veroorzaaken, wenschende dat Neerlands Kerken bewaard mogten worden by de Vryheid om over 't stuk der Leere, naar gods woord, en de aangenomen Formulieren van Eenigheid, onbelemmerd te waaken en te oordeelen; hoopende dat dit Staatsbesluit of veranderd, of buiten werking gesteld, mogt worden. - Dan zy vonden zich in die ver- | |
[pagina 364]
| |
wagting, even zeer als hunne Friesche Medebroeders, bedroogenGa naar voetnoot(*). Voeren, in deezer voege, de Geestlyke Yveraars tegen den Eerw. de cock in Friesland slegt, zekere Staatkundige Yveraars in dat Gewest verging het niet beter; zy wilden naamlyk de Meerderjaarig Verklaaring van zyne Hoogheid één Jaar vervroegen. By het Reglement van Voogdyschap was in Friesland, even als in de andere Gewesten, die Meerderjaarigheid bepaald op den vervulden Ouderdom van Achttien Jaaren, en hadt men aan Mevrouwe de Prinsesse, eerste Douariere van Oranje en Nassau, tot dien tyd toe, de Raads - bestellingen in de Steden, met den aankleeven van dien, opgedraagenGa naar voetnoot(†); men berustte in die Schikkingen, zonder eenige gedagten, dat 'er indragt op zou gemaakt worden. Dan een der Volmagten in de Kamer van 't Kwartier der Zevenwouden, bragt den vierden van Lentemaand eenige stukken te berde, die ongelegenheden zouden kunnen baaren, indien men langer verwylde met die Meerderjaarig Verklaaring, en stelde voor, het daar omtrent beslootene in te trekken, en den eerst volgenden Jaardag, wanneer | |
[pagina 365]
| |
zyne Hoogheid in zyn Achttiende Jaar zou treeden, te bepaalen tot het Tydperk zyner Meerderjaarigheid; zich verzekerd houdende dat de drie andere Kwartieren, zonder twyfel, zich by den Raadslag van deeze Kamer zouden voegen. Zy lieten 't hier niet by; maar begeerden, ‘dat van dit Besluit aan de overige Bondgenooten kennis zou worden gegeeven, en dezelven verzogt, om dit loflyk voorbeeld van Friesland te volgen, ten einde de Bondgenooten, allen onder één werkzaam Hoofd verzameld, te beter in staat zouden zyn om zich tegen allen Buitenlandsch geweld te beschermen: voornaamlyk, daar dit Hoofd een Vorst was, wiens Verstand en Bekwaamheden zyne Jaaren voorby vlogen, en wiens groote Talenten en Bekwaamheden reeds aan alle kanten, met zo veel luisters, uitblonken.’ |
|