Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijBepaaling omtrent de Emigranten.Nooit weigerde de medelydende en behulpzaame Nederlander, de hand uit te steeken om Armen te helpen, en Vreemden de blyken van hulpryk mededoogen te betoonen; dan goedheid kan misbruikt worden. Dit ondervondt men ten deezen Jaare te Rotterdam, waar zich eene menigte Duitsche Emigranten, na de Engelsche Volkplantingen bestemd, een geruimen tyd onthielden, op scheepsgelegenheid wagtende: onder deezen bevonden 'er zich verscheidenen, die zonder rechtstreeksche voorschryving, alleen in hoop van Schepen ten overtocht gereed te zullen vinden, derwaards gekomen waren: dit baarde niet weinig overlast en bezorging, 't welk de Admiraliteit te dier Stede bewoog aan hunne Hoog Mogenden te schryven, en teffens hun onder 't oog te brengen; hoe uit dergelyk een toevloed van arme Emigranten, veele ongemakken voor de Ingezetenen deezer Landen te wagten stonden, indien allerlei Vreemdelingen, zonder kennis van den Souverain, zich binnen in 't hart van 't Land zouden mogen verzamelen. - Men vondt hier op goed vast te stellen, dat, voor het toekomende, aan geen Emigranten uit Duitschland, en van elders, ko- | |
[pagina 337]
| |
mende, eenigen doortocht door deeze Landen zou worden vergund, dan die voorzien waren van een Verlofschrift van hun Hoog Mogenden, op den voet als in voorige Jaaren, en laatstlyk in den Jaare mdccliii was toegestaan. De noodige aanschryvingen, om dit Besluit te doen werken, werden verzonden naa de Grenssteden en alle Plaatzen, waar zulks van dienst zou kunnen weezen, met last om alle Emigranten, welke daar mogten komen, onvoorzien van den vereischten Verlofsbrief, af te wyzen, en te doen aanzeggen om het Grondgebied van den Staat binnen driemaal vier- en- twintig uuren te verlaaten, op straffe, om naa langer verblyf, als Bedelaars en Landloopers, behandeld te zullen wordenGa naar voetnoot(*). |
|