Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– Auteursrechtvrij
[pagina 328]
| |
Oproerige Beweegingen en Godsdienst stoorenissen der Protestanten te Vaals gestuit.Valsche Gezindheid-yver, door een Geestlyken aan den gang gebragt, en door 't Gepeupel in woelende beweeging gehouden, moest van hooger hand beteugeld worden, daar dezelve zo feitlyk voortholde, als ze hadt aangevangen. Vaals, een Dorp van weinig huizen, een klein uur gaans van Aken, gelegen in het Staatsland van Overmaaze, pronkt met vier Kerken, behalven een Huis, van 't welk eene Kamer, door de Doopsgezinden van Aken, Borchet en Eupen, tot eene Godsdienstige Vergadering gebruikt wordt. De Protestanten, die in en om Aken woonen, zyn gewoon te deezer plaatze ter Kerke te gaan. Meermaalen geschiedt zulks niet zonder stoorenis der Roomschgezinden; doch liepen, zints eenigen tyd, die geweldaadigheden tot een onverdraaglyk uiterste. 't Begin deezer woelingen moet reeds van den Jaare mdcclxii gedagtekend worden, wanneer een Roomsch Priester, naa vrugtlooze poogingen om den Roomschgezinden Man eener Protestantsche Huisvrouwe, over te haalen, dat hy, eene uitdruklyk vóór den Egt gemaakte afspraak tot het tegendeel, zou verbreeken, en zyn Kind in de Roomsche Kerk laaten doopen, de Zuster deezes Mans bewoog, om, waanende gode een dienst te doen, de Doopplegtigheid in de Hervormde Kerk te stooren, het kind met geweld weg te neemen, en der plegtigheid des Doops te ontrukken; schoon even naa de Doopverrigting stout ter Kerke tot dat einde intree- | |
[pagina 329]
| |
dende, werd zy, in die dolle onderneeming verhinderd; men sloot de Kerkdeur, en nam haar gevangen. De Priester, onderrigt van deeze mislukking, vervoegde zich met zyn Kapellaan en den Koster op weg, om den Grootvader van 't gedoopte Kind, in 't na huis keeren, te ontmoeten; de spyt scheen hun tot raazernye te vervoeren, en zy sloegen schriklyke bedreigingen tegen den Gevader van 't Wicht uit; die onmiddelyk, naa dat zy vertrokken waren, volvoerd werden door drie Vervolgers, die op hem af kwamen, hem mishandelden en zo deerlyk met slagen teisterden dat hy voor dood bleef liggen, en niet dan door medelydende Protestanten opgebeurd en geholpen, 's anderen daags, in een draagstoel naar Borchet, de plaats zyner wooninge, gebragt werd. - De Regtspleegingen tegen de Godsdienst stoorende Vrouwe waren reeds begonnen, en dewyl zy het misdryf genoegzaam met alle omstandigheden beleden hadt, zou haare wel verdiende straffe niet lang verwyld hebben. Dan men vondt middel om haar des te bevryden, het Gepeupel, van geweer voorzien, en vergezeld van eenige Fransche Soldaaten, begaaven zich naa Vaals, en braken, naa het verrigten van andere balddaadigheden, het Huis, ter bewaaringe van de Gevangene gebruikt, open, en stelden haar geweldaadig op vrye voeten. Zulk eene opeenstapeling van feitlykheden door het Akensche Graauw gepleegd, | |
[pagina 330]
| |
kon de Luitenant Drossaart des Lands van 's Hertogenrade niet ongemerkt laaten doorgaan, en stondt hem geen anderen weg open, dan bystand van den Souverain te verzoeken tegen de Verhinderaars van het verrigten des Protestantschen Godsdiensts, en de Schenders van het Grondregtsgebied der Algemeene Staaten, die tot volmeeting der maate van balddaadigheid en terginge, zich niet ontzagen op een Zondag, onder veel getiers en geraas, te Vaals te verschynen, en wel voorzien van zwaare Stokken, door de Fransche Soldaaten in gelederen geschaard, het Dorp, op eene hoonende en schimpende wyze, door te trekken. De Staaten gaven last dat 'er Krygsvolk naar Vaals zou gezonden worden, om de Moedwilligen in Regten te vervolgen, en de Roomsche Kerkschuur te Vaals te sluiten, den Pastoor nevens zynen Kapellaan alle Pastoraale verrigtingen verbiedende, tot dat de met geweld den Regter ontvoerde Kerkdienst verstoorster, weder in handen des Geregts zou gesteld weezen. Zestig man Voetvolk en vier - en - twintig Ruiters zetten aan dit werk den noodigen klem by: en bleeven de Protestantsche Ingezetenen eenigen, schoon korten, tyd, van overlast en geweldenaaryen bevryd. In 't laatst van 't gemelde, en 't begin van 't volgende Jaar ondervonden zy, op nieuw, wat blinde en verstandlooze Godsdienstyver vermag, en hoe bezwaarlyk het | |
[pagina 331]
| |
valt een verbitterd Graauw te beteugelen, wanneer het in de onzinnige verbeelding gebragt en gehouden wordt, dat het de zaak van den Godsdienst bevordert, door anders denkenden, te hoonen, te schelden, te mishandelen, en te vervolgen. In weerwil der Bevelschriften te Aken, door de Magistraat afgekondigd, tegen de zodanigen, die den Protestanten overlast aan deeden, konden deezen, zich, zonder vrees voor gevaar, niet ter Godsdienstverrigtinge naar Vaals begeeven; de Voetgangers werden mishandeld, met stokken geslaagen, en zwaar gewond, de Rydtuigen aangerand, de daar op zittende Persoonen met steenen geworpen; met één woord de vrye en geruste toegang en wederkeering na en van Vaals was den Protestanten te eenemaal benomen. De Predikanten der Gereformeerde en Waalsche Gemeente te dier Plaatze leverden hunne klagten by Algemeene Staaten in, die, by Staatsbesluit, vaststelden, dat, indien de Protestanten, ter bywooninge van den Godsdienst zich ter Kerke van Vaals begeevende, eenige verhinderingen daar in verder mogten ontmoeten, de Luitenant-Hoofd Officieren van de drie Landen van Overmaaze, des onderzoek zouden doen; en zulks waarheid bevindende, de Roomsche Kerken sluiten, en alle Roomsche Godsdienst verrigtingen doen staaken. Tot het volvoeren van deezen last vondt zich de Luitenant Drossard van | |
[pagina 332]
| |
den Lande van 's Hertogenrade, in Louwmaand deezes Jaars, genoodzaakt. De Protestanten van Borchet van Vaals wederkeerende, werden in het Akerryk, door eenige Boerenjongens en het Gepeupel van Aken, niet alleen gescholden, maar met steenen gesmeeten, met drek bevuild, en voorts in die maate beledigd, dat één derzelven aan eene bekoomene wonde overleedt. In gevolge deezer verguizingen en feitlykheden, door de Protestanten, hoe noode, geduldig verdraagen, deedt hy niet alleen de Roomsche Kerk te Vaals, maar ook van nog vier andere Dorpen sluiten, met verbod van alle Roomsche Godsdienst verrigtingen. De Staaten keurden dit zyn bedryf goed hem teffens bevelende, wel scherplyk toe te zien, dat 'er, noch openlyk, noch heimelyk, iets strydig daar mede zou bestaan, en dus deeze Kerken niet weder geopend zouden worden, eer wegens die feitlykheden, voldoening geschonken en hem daar toe nadere last gegeeven ware. Ruim een Jaar bleeven deeze Kerken geslooten. Een verzoekschrift der Roomschgezinden van twee heerlykheden, in dit lot deelende, gegrond op de ongestoorde handhaaving van den Protestantschen Godsdienst te Vaals, thans eenige maanden agter een volvoerd, bewerkte de ontsluiting der Roomsche Kerken: terwyl hunne Hoog Mogenden, by deeze opheffing der straffe, te verstaan | |
[pagina 333]
| |
gaven, dat, indien onverhoopt, die stoorenissen weder mogten gebeuren, zy middelen van sterker aandrang ter weeringe zouden kunnen bezigen, als het in beslag neemen van aanmerkelyke Tienden, die de Geestlykheid van Aken, doorgaans de oorzaak van dergelyke gewelddaadigheden, in den Lande van Hogenrade hadtGa naar voetnoot(*). |
|