Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijDezelve gedempt.Wanneer de Bestuurders deezer Volkplantinge in 't Vaderland, langs verscheide wegen, berigten bekomen hadden van den deerlyken, zo niet gansch verlooren staat der Berbice, verzogten zy by hunne Hoog Mogenden, dat onderstand van Krygsvolk derwaards mogt gezonden worden, teffens opening geevende van den Staat dier Volkplantinge. De ondiepte der Riviere bragt te wege, dat men zich van geen grooter | |
[pagina 314]
| |
Oorlogscheepen dan Fregatten kon bedienen, drie werden 'er toe bestemd, onder 't bevel der Capiteinen haringman, bisdom en van oyenGa naar voetnoot(*). De Gouverneur hadt intusschen met den Bevelhebber der nabuurige Volkplanting Essequebo, laurens storm van 's gravesande, een plan beraamd om eenige Manschap naar Demerary af te vaardigen, om van daar, landwaards in, na een Plantadie in Berbice te trekken op welken de Muitelingen zich zeker oordeelden, en ze dus tusschen twee vuuren te zetten; by die Manschap had men eene Bende Vrywilligen, van Barbados tot bescherming deezer Volkplanting gezonden, gevoegd; de dappere Capitein Luitenant smith voerde deezen aanslag gelukkig uit, een aantal sneuvelde, eenigen werden gevangen, en de overige verstrooid. De Gouverneur was, volgens asspraak, de Rivier opgezeild met eenig Krygsvolk, behalven het Volk van de Oorlog- en Koopvaardy-Schepen, tot de Plantadie de Peereboom, waar de Muitelingen hun meeste voorraad van Krygstuig en Mondbehoeften gebragt hadden, met oogmerk om zich tot het uiterste te verweeren. Op den zes- entwintigsten van Wintermaand, viel 'er een hevig gevegt voor, waar in de wakkere smith sneuvelde. Dan de ondernee- | |
[pagina 315]
| |
ming hadt ten gevolge, dat het grootste gedeelte der Muitelingen de wyk nam naa eene Kreek, waar ze zich genoegzaam in een fuik bevonden; zo dat men het genoegen hadt, om de Volkplanting van dit Gespuis grootendeels gezuiverd te zien. Het Krygsvolk van den Staat den voet aan Land gezet hebbende, voltooyde het aangevangen te onderbrengen der Muitelingen. In Lentemaand deezes Jaars, schreef de Gouverneur van hogenheim, dat hy van de te rug gekomene Slaaven een getal van zes- en- twintig honderd by een hadt, meerendeels met berouw over hunne gepleegde Muiterye, vrywillig weder onder zyn bevel gekomen, dat hy verscheide Aanvoerders van den Opstand, behalven de Slaaven gevangen genomen hadt, en drie- en- vyftig met den dood doen straffen, deels gehangen, deels geradbraakt, deels leevende verbrand; dat een nog veel grooter getal dier Booswigten in hegtenisse zat, en onder deezen het tweede Opperhoofd dier Bende, terwyl het eerste zich zelven hadt omgebragt, om niet in handen van 't Krygsvolk te vallen. - Teffens ontvingen hunne Hoog Mogenden berigt van den Heer de salve, Colonel der Troepen van den Staat, dat de Opstand gedempt was, dat alle de Indiaanen, die, geduurende deezen Opstand, hunne Woonplaatzen hadden moeten verlaaten, op dezelve wedergekeerd, gelyk ook veele Planters, na de nabuurige Volkplantingen | |
[pagina 316]
| |
gevlugt, te rug gekomen waren, zo dat zy op nieuw reeds zeven- en- dertig Plantadien bewoondenGa naar voetnoot(*), en men geen meer reden van vreeze voor de Muitelingen behoefde te hebben. Waar om het Krygsvolk weder werd opontboden. |
|