Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijStraf der Muitelingen.Men droeg te Cajenne, alle zorge om het Schip en de Laading in behoorelyke verzekering te brengen; ook stelde men den Schipper, op zyn verzoek, in 't bezit van 't één en ander, als mede de geroofde Dukaaten en 't ongemunte Goud ter hand; doch weigerde hem de Manschappen over te geeven, die hy als Onderdaanen van den Staat, te rug eischte. Bewindhebbers der Oost-Indische Maat- | |
[pagina 305]
| |
schappye, groot belang hebbende, dat het gepleegde Oproer strenglyk gestraft wierd, bewerkten, door tusschenkomst van hunne Hoog Mogenden, by het Hof van Frankryk, dat deeze Muitelingen, overgeleverd en naar Suriname gevoerd wierden, om daar loon naar werk te ontvangen, 't welk in Herfstmaand deezes Jaars aan zeven geschiedde. De waarschynlykheid, dat de twee - en- zestig, die, by 't stooten van het Schip Nyenburg, 't zelve verlaaten hadden, in eene Portugeesche plaats zouden geland weezen, deedt de Algemeene Staaten, op 't voorstel der Bewindhebberen, aan 't Hof van Portugal verzoeken, dat die Manschap, naagespoord en gevonden zynde, gevangen genomen en aan de Oost-Indische Maatschappy deezer Landen overgeleverd mogt worden. Gegrond was de gissing waar op dit verzoek steunde: want deeze Gevlugten aan land gekomen beslooten na Rio Grande, eene Portugeesche Haven, te trekken. Daar gaven zy zich uit voor Officieren, die hun Schip verlooren, en niets dan hun Geld behouden hadden. Het Portugeesche Opperhoofd, geloofde zulks, bewees hun veel eers, vergezeld van een deftig onthaal: naa een week toevens, in niet weinig ongebondenheids doorgebragt, vertrokken zy na Phernabucq, waar de Gouverneur, in den waan, dat zy Kooplieden waren van een verongelukt Schip, hun zeer heusch ontving: doch dit was van korten duur. | |
[pagina 306]
| |
De Opperstuurman en de Derdewaak, onschuldig door deeze Onverlaaten medegevoerd, onderzogten, in stilte, of 'er niemand te vinden was, die de Hollandsche Taal verstondt. Op 't ontdekken dat een Geneesheer dezelve magtig was, vervoegden zy zich by deezen, openbaarden de zaak, hem biddende aan den Regter kennis te geeven, dat de daar met hun gekomen Lieden Muitelingen, Dieven en Moordenaars waren, die een Schip der Oost-Indische Maatschappye hadden afgeloopen. De volgende nagt nam 't Geregt hun in Gevangenis, en vondt men by 't onderzoek hunner Kleederen aan Dukaaten en stukken Goud, tusschen de zes- en zeven- en- twintig duizend Guldens. Men besloot de Booswigten naar Europa over te zenden, gelyk, by Scheepsgelegenheid, geschiedde. Hier by kwam toe, dat, eer de Heer van haeften te Lissabon aanschryvens op dit stuk van hunne Hoog Mogenden kreeg, reeds een gedeelte dier Muitelingen in Portugals Hoofdstad waren aangekomen, en men de overige verbeidde. Omtrent allen vergunde de Koning van Portugal, dat ze aan de Bewindhebberen der Nederlandsche Oost-Indische Maatschappye zouden overgeleverd worden. Met Hollandsche Oorlogschepen overgevoerd, stelde men ze aan de Texelsche Reede, volgens goedvinden van hunne Hoog Mogenden, voor een Krygsraad van Zee-Officieren te regt, doende de Muitelingen naar maate van de zwaarte van hun mis- | |
[pagina 307]
| |
dryf straffen ondergaan, welker uitvoering alleryslykst was. Galgen en Raaden bezyden Kykduin aan den Helderschen Wal, vertoonden nog lang op onze Reede deeze afschrikkende Schouwspiegels van een zo boos bestaan aan 't oog der Zeevaarenden. Van de Gestraften op Suriname hadt men desgelyks aan den Rivierkant, by de Scheepswerf, een duurzaam schrikbeeld opgerigt. Over de Strafplaats aan den Helder vielen eenige onaangenaamheden voor tusschen den Luitenant-Admiraal schryver, Voorzitter in den Zee-Krygsraad, en Heeren Gecommitteerde Raaden van het Noorder Kwartier; doch welke geen ernstige gevolgen haddenGa naar voetnoot(*). |
|