te dier gelegenheid in 't licht gegeeven, allerwegen veel gerugts maakten, het oude Geschil, wegens de Magt der Wereldlyke Overheid in 't Kerklyke, ter baane brengende. - Eene opengevalle Predikantsplaats moest vervuld worden. De Regeering van Leeuwaarden, toonde hoe zy gaarne de Verkiezing zag vallen op een Inbooreling van Friesland, en die teffens de Leerwyze van coccejus volgde. Voor het eerste deel hunner begeerte, pleitte een Lands - Wet, die zy, schoon in vergetelnisse geraakt, thans in 't oog wilde gehouden hebben; voor het tweede de billikheid, die vorderde, dat men zodanige Leden der Gemeente, welke die Leerwyze behaagde, genoegen gaf: naardemaal 'er reeds vier Voetiaansche Leeraars stonden, allen als Vreemdelingen daar ter Stede gekomen. 't Zy de Leden van den Kerkenraad oordeelden, dat het tegen hunne Voorregten streedt der Magistraat dat geen in te willigen, 't welk zy van naby wisten, dat dezelve aangenaam zou weezen; 't zy ze andere redenen meenden te hebben, om zich aan te kanten tegen de begeerte der Regeeringe, en den bekenden wensch, van eene hoog aanzienlyke Persoonadie, die gaarne een rykbegaafden Leeraar, uit eene nabuurige Stad, op den Leeuwaardschen Predikstoel zag, zy leverden een Drietal ter goedkeuringe in, waar op geenen dan Vreemdelingen stonden.