Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijKerkvergadering der Roomsche Geestlykheid te Utrecht.Meerder en algemeener gerugt dan dit geschil tusschen Staaten van Utrecht, en Directeuren der Societeit van Suriname, verwekte eene Kerklyke Gebeurtenis, ten deezen Jaare, in Utrecht voorgevallen; het houden naamlyk eener Kerkvergadering der Roomsche Geestlykheid, hoedanig 'er geen, zedert den Jaare mdlxv, ten tyde van | |
[pagina 243]
| |
den Aartsbisschop fredrik schenk van toutenburg, en dus, in 't verloop van by naa twee Eeuwen, gehouden was. De Roomschgezinden in de Nederlanden, zyn onderscheiden in Aanneemers of Verwerpers van de Pauslyke Bulle, naar de woorden des aanvangs, met den naam van Unigenitus betyteld, of gelyk ze elkander noemen, in Jesuitsgezïnden, en JansenistenGa naar voetnoot(*). De eerstgemelden maaken verre het grootste gedeelte uit, en weigeren alle Kerkgemeenschap met de anderen, uithoofde van eenige Geschillen, tusschen die beide Partyen gereezen, en tot zulk eene hoogte geklommen, dat ze elkander den naam van Scheurmaakers geeven. De zogenaamde Jansenisten, schryven de oorsprong dier Verdeeldheden aan de Jesuitsgezinden toe, als die, in den Jaare mdxcii, eerst in deeze Landen gekomen, zedert niets onbeproefd gelaaten hebben, om de Nederlandsche Kerkregeering, het onderst boven te keeren, welke de zogenaamde Jansenisten poogen staande te houden. - De Aanneemers van de Bulle Unigenitus, wraaken de Bestendigheid des Capittels van | |
[pagina 244]
| |
Utrecht, beweerende, dat de Kerk van Utrecht, naa den dood van bovengenoemden Aartsbisschop, in den Jaare mdlxxx overleden, geen eigen Bisschop gehad heeft: dewyl de Aartsbischoplyke Stoel, door het invoeren van den Hervormden Godsdienst vernietigd, en het Capittel te onder gegaan is; eerst door het vermengen van Onroomschen onder de Roomsche Canunniken, vervolgens door de uitsluiting der Roomschen, en eindelyk, door de Secularisatie, gelyk men 't noemt, van het Capittel. - De Verwerpers der Bulle, in tegendeel, houden staande, dat de Bestendigheid van het Capittel, en de daar uit voortvloeijende Wettigheid van de Bisschoplyke en Priesterlyke Bedieningen onder hetzelve, op geene genoegzaame gronden ontkend kunnen worden. In gevolge hier van hebben zy, op veelerlei wyzen, en onder verschillende benaamingen, dit Capittel en de Waardigheden daar toe behoorende, poogen instand te houden, en beweeren by de Bestendigheid des Capittels, ook de opvolging der Aartsbisschoppen, op den Stoel van Utrecht; en hebben zy, hoe gering in vergelyking, met de andere Partye hun Aanhang ook wierdGa naar voetnoot(*), zorge gedraagen, | |
[pagina 245]
| |
om van tyd tot tyd, een Aartsbisschop, Bisschoppen van Haarlem en Deventer, en de mindere Kerklyke Waardigheden zelve te benoemen; en, wanneer de Paus van Rome, die Verkiezingen, voor van geener waarde verklaarde, zich steeds op eene toekomende Algemeene Kerkvergadering te beroepen. - Zy lieten nimmer af alle moeite aan te wenden, om met het Roomsche Hof eene Verzoening te treffen: in de Verkiezingen van Aartsbisschoppen en Bisschoppen, betoonden zy alle tekenen van eerbied voor den Pauslyken Stoel; doch vrugtloos, het Roomsche Hof bleef onverzettelyk, by elke Verkiezing en Inwying kwamen 'er uit Rome Brevetten aan de Roomsch-Catholyken deezer Landen, om zich de Magt en het Regtsgebied dier Kerkvoogden te onttrekken, en, op geenerlei wyze, inzonderheid in Godlyke dingen, met dezelven gemeenschap te hebben, terwyl die zelfde Brevetten, de aangestelde Bisschoppen, onder straffe van den Ban, allen Bisschoplyk bedryf verboden, of, wat zy als zodanig deeden, kragtloos verklaarden. Zy bleeven niet in gebreke, om hun gedrag te verdeedigen, de wettigheid van 't zelve aan te toonen, voorts zich op een Algemeene Kerkvergadering beroepende, onder aanhoudende verklaaring, dat zy het Geloof der Roomsch Catholyke Kerke zuiver beleden, en niets vuuriger wenschten, niets yveriger zogten, dan in Gemeenschap met de gansche Kerk, ten allen tyde, te leeven. | |
[pagina 246]
| |
Hier van oordeelen zy een allerklaarst bewys aan den dag te leggen, op de Kerkvergadering, in Herfstmaand, te Utrecht gehouden. Gelegenheid tot dezelve, gaf zeker Boek in de Fransche Taal geschreeven, door pierre le clerc, Onderdiaken van de Kerk te Rouan, en Meester in de Vrye Kunsten te Parys, in 't zelve werden verscheide Leerstellingen, van welke de Roomsche Kerk belydenis doet, aangetast. Dewyl deeze Vreemdeling zich onder de Jansenisten ophieldt, en hy in dit zyn Geschrift de Nederlandsche Kerk scheen te willen verdeedigen, vorderden de Dwaalingen deezes Mans, naa 't oordeel der Jansenistische Geestlykheid, eene kragtdaadige Herroeping. Zy agtte zich verpligt die Stellingen tegen te gaan: aangezien haare Partyen niet zouden nalaaten, om ze haar ten laste te leggen, indien zy dezelve niet openlyk af keurden. Over de wyze om dit te bewerkstelligen met des bekwaame Mannen geraadpleegd hebbende, verklaarden deezen, geen wettiger, of met de Kerkregelen overeenkomstiger, te kunnen uitdenken, dan het byéénroepen van een Provinciaal Concilie, indien de omstandigheden van Tyd en Plaats zulks toelieten. Te gereeder namen de raadpleegenden deezen raad aan: naademaal zulks hun eene voegelyke gelegenheid verschafte, om zommige Dwaalingen van hardouin, en berruier en pichon, Jesuiten, wier Werken hier te Lande gedrukt waren, te veroordeelen. Men besloot, derhalven, tot | |
[pagina 247]
| |
het houden der aangeraade Kerkvergaderinge. De Aartsbisschop van Utrecht, petrus joannes, vaardigde Uitnoodigings Brieven af, aan de Bisschoppen, en andere Geestlyke Persoonen zyner Kerke. In gevolge hier van verscheenen te Utrecht, joannes van stiphout, Bisschop van Haarlem, bartholomeus joannes byeveld, Bisschop van Deventer, franciscus meganek, Deken van 't Metropolitaan Capittel van Utrecht, nevens eenige Canunniken, en Afgevaardigden uit het Aartspriesterschap van Schieland, uit de Haarlemsche Geestlykheid, uit het Aartspriesterschap van Utrecht, uit de Aartspriesterschappen van Rhyn- en Delfts - Land, met nicolaas van maeren en henricus milius, Pastoors te Utrecht en te Amsterdam, als Secretarissen van deeze Vergadering. Op den bestemden dag, den dertienden van Slachtmaand, vervoegden zich deeze Geestlyken, 's morgens ten zeven uuren, na de Kapelle van St. Geertruid, de plaats ter Vergaderinge gekoozen. De Aartsbisschop verrigtte de Misse van den Heiligen Geest, en opende vervolgens de Vergadering met eene Latynsche Redenvoering, waar in de Jesuiten met zwarte kleuren afgeschilderd, en als veroorzaakers eener geheele omkeering van de Heerschappy in de Kerke van Nederland, gebrandmerkt werden. De Aartsbisschop droeg zynen Onderhoorige Geestlyken, het nut en de noodzaaklykheid voor | |
[pagina 248]
| |
der Kerkvergaderingen; herinnerde hun het oogmerk der tegenwoordige, met aanmaaning, om de Verkeerdheden, ter Kerke ingesloopen, op 't ernstigst, te keer te gaan. - Onder de Handelingen zelve komen meest in aanmerkinge, de Besluiten, betreffende de Leere des Geloofs, en de wyze om daar van Belydenisse te doen. Alle Dwaalingen, die de Kerk veroordeelde, werden by een Besluit deezer Kerkvergaderinge veroordeeld, terwyl men de Belydenisse van Paus pius den IV, voor den Geloofsregel, bleef behouden. Doch dewyl deeze onderwerping, aan alle de Leerstukken van de Catholyke Kerk, de Lasteraars niet hadt kunnen te rug houden, om de Leer der Hallandsche Geestlykheid verdagt te maaken, omhelsde de Kerkvergadering de Uitlegging des Geloofs van den Heere bossuet, Bisschop van Meaux, by de gansche Catholyke Kerke goedgekeurd; berustende wyders, in de Geloofsbelydenissen, die door de Aartsbisschoppen van Utrecht, en derzelver Geestlykheid, en inzonderheid in die, welke, in den Jaare mdccxliv, aan Paus benedictus den XIV overgegeeven was. - 'Er geschiedde door den Heer lode wyk van zeller, benoemd om, op deeze Kerkvergadering, de post van Regtsvorderaar waar te neemen, eene algemeene aanklagte tegen de Geschriften, door den gemelden Heer le clerc, en door de Jesuiten hardouin, berruier en pichon, in 't licht gegeeven. Om op dee- | |
[pagina 249]
| |
ze aanklagten Regt te doen, bepaalde de Kerkvergadering vier Congregatien, die de aangeklaagde Werken zouden Onderzoeken, en hier van der Kerkvergaderinge verslag geeven. De Besluiten deswegen gemaakt, bestonden uit twee deelen; het eerste behelsde de Leer der Kerke, ten opzigte van zommige Stukken, omtrent welken de gemelde Schryvers, andere Gevoelens hadden; het tweede de Veroordeeling der Dwaalingen van die Schryveren, zo en in diervoege, als de Kerkvergadering dezelve strydig vondt, met de Leer der Kerke. In de laatste Zitting, bepaalde men de Besluiten deezer Kerkvergaderinge, naar ouder Gewoonte, in geschrifte aan den Paus te zenden, onder 't geleide, van eenen Brieve aan zyne Heiligheid, vol betuigingen van Getrouwheid, en nauwgezette aankleeving aan den Stoel van den Heiligen petrus, en de omhelzing van alle Catholyke Leerstukken. De Aartsbisschop met de beide Secretarissen der Kerkvergaderinge, hadden denzelven ondertekend. - Ten zelfden tyde belaste men den Regtsvorderaar, den Heer le clerc te schryven, en hem te overreden, om zich aan de Uitspraak der Kerkvergaderinge te onderwerpen, zyne Dwaalingen openlyk te herroepen, en de Ergernissen, aan de Kerk gegeeven, weg te neemen. - Den een - entwintigsten deedt de Aartsbisschop de Misse van Dankzegginge; de Leden ondertekenden het verhandelde; men zong het Te- | |
[pagina 250]
| |
Deum, en besloot de Aartsbisschop deeze Vergadering der Utrechtsche Geestlykheid, met de in de Roomsche Kerk gebruiklyke Gebeden. Daags voor de Opening der Kerkvergadering, zondt de Heer le clerc, aan de vergaderde Geestlykheid een Brief, uit Amsterdam gedagtekend, met verzoek, dat dezelve openlyk, en in 't midden der Vergaderinge, zou voorgeleezen worden; verzekerende, dat, indien hem, tegen zyne gedagten, iets berispelyks, in zyne Schriften, mogt ontglipt weezen, hy bereid was, 't zelve te verbeteren. Het bedoelde oogmerk bereikte hy niet; aan de begeerte, dat de Brief zou geleezen worden, werd voldaan; doch men vondt niet goed, hem in Persoon te ontbieden, en over zyne Stellingen te onderhouden: ze werden, gelyk wy gezien hebben, als Dwaalingen veroordeeld. Geweldig hier over verbitterd, en oordeelende, dat de Kerkvergadering geene vryheid hadt, om hem voor de geheele Wereld, als een Leeraar van Dwaalingen, te doen doorgaan; daar dezelve, hem nimmer van verkeerde Gevoelens overtuigd hadt, gaf hy een scherp Geschrift uit, over 't Gedrag der Utrechtsche Kerkvergaderinge ten zynen opzigte, en schilderde de Leden van dezelve af, als Lieden, die met zyne Landsgenooten, de Franschen, een lang tegen hem gesmeed ontwerp, ten uitvoer gebragt hadden, gestreeld met de hoope van de goede Gunst des Bisschops van Rome te winnen, en Vrede met hem te maaken, in- | |
[pagina 251]
| |
dien zy dit Hoofd der Kerke, tegen de Aanklagte, wegens 't zelve gedaan, verdeedigden. Hy voegde 'er bedreigingen nevens, van een nader Geschrift, waar in hy de Ongeregtigheden dier Kerkvergaderinge zou ontleden, en spaart geene allerhaatlykste verwyten, zo tegen de Franschen, als tegen de Leden der KerkvergaderingeGa naar voetnoot(*). - Indien de Verwerpers der Bulle Unigenitus, hier te Lande, gelyk de Heer le clerc wil, door dit hun Bedryf, de Vriendschap van den Roomschen Paus meenden te winnen, hebben zy eene verkeerde rekening gemaakt; dewyl clemens de XIII, niettegenstaande, hy eerst die Kerkvergadering, met de Besluiten op dezelve genomen, goedgekeurd hadt, dezelve, in 't einde, op aanstooking der Jesuiten, veroordeeldeGa naar voetnoot(†). |
|