Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijGeschil tusschen Staaten van Utrecht en Directeuren der Societeit van Suriname.Zints 't laatst der voorgaande Eeuwe waren eenige Gelden die Heeren Directeuren van de Geoctroieerde Societeit van Suriname, oordeelden te moeten ontvangen, door Staaten van Utrecht, onbetaald gebleeven. Deezen naamlyk hadden, met de andere Gewesten, by de koop van Suriname, tot instandhoudinge en voortzettinge dier Volkplantinge, aan de West-Indische Maatschappy deezer Landen, het Regt gegeeven, om voor één Man te deelen in alle de Ordonnantien tot Betaalinge, welke ten behoeve van 's Lands Capiteinen te voet, maandlyks afgegeeven zouden worden, voor alle de Compagnien, die, volgens den Staat van Oorlog, ter Betaalinge van Utrecht stonden, 't welk eene som van negentig Guldens in 't Jaar beliep, voor ieder der gemelde Compagnien, die de Maatschappy 's Jaarlyks, uit hoofde van dit Regt, zou trekken. Door deeze bewilligingen was dezelve in staat, om op de Volkplanting zo veel gelds op te neemen, als zy behoefde, tot voldoening der Kooppenningen aan Zeeland, doch niet magtig genoeg, om de gelden, tot het verder be- | |
[pagina 241]
| |
zorgen der Volkplantinge, by een te brengen. De Stad Amsterdam hadt lang het oog gehad, op deeze Volkplanting, en het overneemen daar van bewerkt. Zy zogt ten minsten een gedeelte van den eigendom voor zich te verkrygen, en kwam men overeen, dat de Volkplanting, voor een derde gedeelte door die Stad, voor een derde gedeelte door de West-Indische Maatschappye, en voor het overige derde gedeelte, door den Heere cornelis van aarssen, Heer van Sommelsdyk, bezeten zou worden. Terwyl de Algemeene Staaten de Oppermagt behieldenGa naar voetnoot(*). - Staaten van Utrecht, hadden maar driemaal, en laatst in den Jaare mdclxxxix, de by de eerste koop ingewilligde somme doen betaalen, waar om de tegenwoordige Directeuren de Agterstallen, die bykans viermaal honderd en vyftig duizend Guldens beliepen, van 't gemelde Gewest, in den Jaare mdcclxii, onder geleide van een breedspraakig Vertoog, vorderden. - Tot het overleveren van 't zelve vonden zy zich gedrongen, zo uit hoofde van de benoodigdheid om Penningen, tot betaaling van een meerder aantal Krygsvolks, om de stoutheid, euvelmoed en wreedheid der Bosch-Negeren en weggeloopene Slaaven, te beteugelen, als om dat zy de redenen van bezwaar, door Staaten van Utrecht, eenigen | |
[pagina 242]
| |
tyd geleden bygebragt, om aan deeze verpligting eens Staatswyze genomen Besluits te voldoen, vernomen hebbende, oordeelden in staat te weezen, die te wederleggen, en de deugdlykheid dier schuldvorderinge, zo menigmaal vergeefsch gedaan, aan te toonen. Dan hoe duidelyk zy meenden hun Regt gestaafd, en de wettigheid dier oude schuld beweezen te hebben, bragten Staaten van Utrecht, die dit stuk in handen van derzelver Gelastigden tot den Staat van Oorlog ten Onderzoek gesteld hadden, in Lentemaand deezes Jaars, overeenkomstig met den Raadslag deezer Heeren, een weigerend Besluit, aan den dag: redenen van Ongehoudenheid aanvoerende, boven al daar op gegrond, dat de West-Indische Maatschappy, zich voor twee derde deelen van deeze Volkplanting ontdaan, en, op eene voor de Bondgenooten bedekte wyze, met Amsterdam, en den Heere van Sommelsdyk gehandeld hadtGa naar voetnoot(*). |
|