Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– Auteursrechtvrij
[pagina 200]
| |
Pooging om de Zee magt te versterken.Ten aanzien van de Zeemagt, deedt men dit Jaar eene meer dan gemeene pooging, om dezelve op te beuren. Staaten van Holland, reeds vroeg dugtende voor den nyd der Engelschen op de voordeelen, die de Kooplieden deezer Landen, geduurende den Oorlog van dat Ryk met Spanje zouden behaalen, namen in overweging, tot beveiliging des Zeehandels, dat de twaalf Schepen en Fregatten van Oorlog, die, volgens een Besluit van den elfden van Louwmaand, zouden uitgerust worden, volstrekt niet voldoende waren, om der Zeevaard de verlangde veiligheid te bezorgen, huns oordeels behoorde men eene schikking te maaken, om, buiten deezen, 'er nog dertig in dienst te brengen. ‘Zy hoopten dat de Bondgenooten, ééns eenmaal door het voorledene zouden overtuigd zyn, van de noodzaaklykheid om de beveiliging ter Zee, met meer yvers te behartigen; en het thans tydig oordeelen, om met de daad de uiterste poogingen te doen, tot behoudenis van de voornaamste Bron van de Welvaard deezer Landen, en te willen bedenken, hoe het zeer gemaklyk zou kunnen gebeuren, dat de uitkomst der zaaken uitwees, dat het alleen van de kloekhartigheid der Bondgenooten hadt afgehangen, of men alles zou hebben verlooren, of behoudenGa naar voetnoot(*).’ - Volgens een Besluit ter | |
[pagina 201]
| |
Vergadering van hun Hoog Mogenden genomenGa naar voetnoot(*), vervaardigde de Raad van Staaten eene Petitie, voor Vyf Schepen van 60, Tien van 50 Stukken. Vyf Fregatten van 40, Vyf van 36, en Vyf van 20 Stukken; voor tien maanden 2844000 Guldens beloopende, waar in Staaten van Holland stemdenGa naar voetnoot(†). - Zeeland volgde hier in, onder voorwaarde van geene verdere betaalinge te zullen doen, dan zo veel het Aandeel van dat Gewest bedroeg, in 't geen weezenlyk by de Admiraliteit in Zeeland zou worden uitgerust. - Utrecht kon 'er toe verstaan; doch verklaarde, niet meer dan de helft van haar Aandeel in de voorgeslaagene Petitie te kunnen draagen. - Gelderland stemde, en dan nog onder bepaalingen, tot Twaalf Schepen, op de vermeerdering van Landmagt aandringende. - Overyssel bragt het op Tien Schepen, en sprak, niet min dan Gelderland, van 't wapenen te Lande. - Friesland bepaalde de vermeerdering op nog Twaalf Schepen van Oorlog. - Groningen kon, voor ditmaal, in een derde van de verzogte Uitrusting treeden; doch gewaagde, gelyk Gelderland en Overyssel, van het versterken der LandmagtGa naar voetnoot(§). Vermeende strydige belangen dwarsboomden eene zaak door Holland zo zeer begeerd, en om welker daadlyke vol- | |
[pagina 202]
| |
brenging de tydsomstandigheden riepen; daar de ongehoorde stoutheid der Engelsche Kaaperschepen in de West Indien zo verre ging, dat zy, blykens het schryven van Bewindhebberen der Westindische Maatschappye ter Kamer Zeeland, zich niet ontzagen Schepen, toebehoorende aan Onderdaanen van den Staat, op Reëen, in Havens en Baayen, onder deszelfs Souverain gebied liggende, aan te tasten, te neemen, en in de Engelsche Volkplantingen op te brengenGa naar voetnoot(*). Dit laatste Oorlogsjaar, leverde nog ontelbaare voorbeelden op van Zeeschennissen der Engelschen, Franschen en Spaanschen; welke laatstgemelden, in het prysverklaaren, even zeer als de Engelschen, het Tractaat van Marine tusschen deezen Staat en Spanje, in den Jaare mdcl geslooten, schonden; 't welk aanleiding gaf tot veelvuldige Klagten en Onderhandelingen, van soortgelyken aart, als, tot verveelens toe, tusschen deezen Staat en het Ryk van Groot Brittanje stand greepenGa naar voetnoot(†). - Het strekt ons ten genoegen, het verslag van alle de Zeeonheilen te mogen emdigen, met een trek, die de Eer van 's Lands Vlag handhaafde, de laaghartigheid en trouwloosheid der Engelschen, voor 't laatst nog eenmaal, in helderen en beschaamenden dag zette. |
|