Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijGevegt van een Fransch en Engelsch Schip by 's Gravezande.In Louwmaand was onze kust, op eene zonderlinge wyze, getuigen van de Vyandlykheden tusschen Frankryk en Engeland. Een Fransch Fregatschip la Felicité, met Wynen, Leevensmiddelen en Oorlogsbehoestens belanden, voerende acht en twintig Stukken en honderd negen en tachtig Man, van Duinkerken naar de West- Indien bestemd, gevoerd door Capitein denel, hadt, by 't eerste uitzeilen, in 't Kanaal met een Engelsch Fregat, en vier kleinder Engelsche Vaartuigen, slaags geweest; doch was 't gevaar dier overmagt, door begunstiging van den wind, en het gebruik der roeiriemen, gelukkig onder 't geschut van Calais ontkomen. Tot herstel weder naar Duinkerken gezeild, en van daar op nieuw uitgevaaren, overweldigde 't zelve een Engelsch Schip, 't welk voor eenen aanzienlykenlosprys, met de overgave van twee Gyzelaars, vrykwam. Dan den volgenden dag, deedt zich een Engelsch Fregatschip op, onder bevel van Capitein elphiston van twee-en-dertig Stukken, nevens nog een Engelsch Schip, en een Bombardeer Galjoot, die jagt op hem maakten. Vergeefsch zogt hy het roeiende te ontkomen. Het Engelsch Fregat the Richmond geheeten, naderde door den wind begunstigd, tot den afstand | |
[pagina 166]
| |
van een snaphaanschoot; waar op een wederzydsch hardnekkig gevegt volgde. Denel, tegen de overmagt niet bestand, zogt al strydende afdeinzende eene Haven te bereiken, en naderde onze kust naby 's Gravezande. Het Schip geraakte aan den grond; een Kanonkogel trof den Capitein, veelen sneuvelden of werden gekwetst, door het onophoudelyk vuur der drie vyandlyke Schepen. Het Scheepsvolk, by 't vallen des waters, ziende dat 'er geen redden aan 't Schip was, bragt de Gekwetsten aan den Wal. De Engelsche Capitein eischte de overgave, onder bedreiging dat hy, indien ze niet oogenbliklyk daar toe beslooten, hun allen over den kling zou laaten springen, en het Schip in brand doen steeken. Zulks baarde onder de verdeedigingloozen zodanig een schrik, dat zy beslooten allen de vlugt naa den wal te neemen, en het Schip ten prooye te laaten, niets medeneemende dan een weinig van hunne kleederen. Zo berooid kwam dit ongelukkig Scheepsvolk aan onze kust by 's Gravezande, laatende de Fransche Vlag van het vastzittend Fregat waaien. De Engelschen, by 't wassen des waters, naderende, stelden een Engelsche in stede, haalden 'er zo veele Leevensmiddelen en andere Goederen uit, als hun mogelyk was van eene ryke Laading, door de Engelschen zelve op 30,000 Ponden Sterling begroot, en staaken het vervolgens in brand. - De gevlugte Franschen poogden één der gemelde Gyzelaaren in hunne magt te houden, hier uit rees ongenoegen | |
[pagina 167]
| |
met ongeregeldheden gepaard, zo hoog loopende dat men van 's Gravenhaage eenigen uit de Gardes te voet, vergezeld van Dragonders, na het Dorp Monster zondt. Ras waren die ongeregeldheden gestuit, en het Fransche Schip tot op 't water afgebrand zynde, verlieten de Engelschen de kust, waar op ons Krygsvolk terstond weder te rug werd geroepenGa naar voetnoot(*). De Fransche Afgezant d'affry, door wiens bewerking, dit Schip in bescherming van den Staat genomen geweest was, hadt last om wedergave, en herstel van schade, te verzoeken; en beslooten Staaten van Holland, ten Hove van Groot Brittanje, wegens de schennis des Grondgebieds, voldoening te vraagenGa naar voetnoot(†). - Twee Fransche Kaaperscheepen, werden door de Engelschen genoodzaakt het aan de Zeeuwsche kust op 't strand te zettenGa naar voetnoot(§). Deeze en vroegere vyandlykheden door Duinkerksche Kaapers op de Zeeuwsche Stroomen gepleegd, deeden het besluit neemen, om de Admiraliteit van Zeeland, door een Onderstandgeld in staat te stellen, tot het houden van twee Gewapende Vaartuigen, ter voorkoming dier vyandlykhedenGa naar voetnoot(§§). |
|