gegeeven, door Engeland beantwoord, en gevolgd van een nader ontvouwing des Franschen Hofs. De Heer bussy liet den Staatsdienaar pitt weeten, dat het Vertoog, Spanje betreffende, 't geen zyne Groot Brittannische Majesteit geweigerd hadt aan te neemen, geene bedreiging, noch het aanbod eener bemiddeling bevatte; dat, zo lang Spanje het goedkeurde, de Koning zyn Meester met zich zelven zou te raade gaan in 't geen de belangen dier Kroone betrof, ondanks de weigering eener Mogenheid, die zich daar tegen mogt verzetten. Dat Frankryk, het Pruissisch Grondgebied in Westphalen niet zou ruimen; en dat, wat het bystaan der Duitsche Bondgenooten aanbelangde, kon zyne Majesteit niet toestemmen om de onderlinge hulp tot het geeven van Manschap te bepaalen: dewyl, in dit geval, de gesteldheid der Legers, het voordeel geheel aan de zyde van Engelands Bondgenoot zou doen overslaan.
De Spaansche Afgezant ten Engelschen Hove, de Graaf defuentes, gaf den Heer pitt, uit naam zyns Konings, te verstaan, hoe deeze zich zeer verwonderde te hooren, dat het Berigtschrift van Frankryk stoorenis gebaard hadt, by zyne Groot Brittannische Majesteit, dat de Catholyke Koning, uit een beginzel van Menschlievenheid, allerzeerst verlangde den Vrede allerwegen hersteld te zien; en daarby, overtuigd dat zyne Groot Brittannische Majesteit met dezelve gevoelens vervuld was, hoopte, dat deeze, op een tyd, wanneer