Vaderlandsche historie. Deel 23

De hardigheden verzagten.

De Onderhandelingen slaagden zo verre dat, in 't begin van Grasmaand, die van Stad en Lande, verstaan hebbende, hoe Staaten van Holland, verklaard hadden geene verdere Inbeslagneemingen tot den Eersten van Zomermaand te zullen laaten doen, uithoofde van de Agterstallige Hollandsche Lyfrenten, indien zy zulks alvoorens deeden ten opzigte van de Hollandsche, in deezen voorslag bewilligden, en ook de reeds

[p. 147]

aangehouden Schepen ontsloegen. Die van Holland deeden daar op, de reeds gedaane Arresten in volle kragt houdende, alle verdere, tot den gestelden tyd, verbieden; onder het uitdruklyk beding, dat, dit tydperk vrugtloos verloopen zynde, zy, noch de Belanghebbers, daar aan in geenen deele verder zouden gehouden weezen; maar geregtigd om alle zodanige verdere bekwaame middelen weder by de hand te neemen, als zy ter eindelyke voldoeninge van deeze eischen meest oirbaar zouden vinden. - Wanneer deeze tyd verstreeken was, waren de Verschillen nog niet vereffend; doch 'er deedt zich meer hoops op, om die gewenschte uitkomst te zien: 't welk Staaten van Holland bewoog, dien tyd te verlengen tot den Eersten van Oogstmaand, teffens, op het aanhouden van Party, bewilligende in het ontslag der tot nu toe in beslag genomene Schepen, onverminderd de verdere gedaane Arresten. Door deeze Schikkingen kreeg de Scheepvaard en Handel weder den vryen loop.