Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijHoe van de Fransche, Oostenryksche en Russische zyde beantwoordt.Op dit voorstel, den vyf- en - twintigsten van Slagtmaand des voorleeden Jaars gedaan, werd eerst den derden van Grasmaand deezes Jaars dit antwoord, door opgemelde Hoven, gegeeven. ‘Dat zyne Catholyke Majesteit, zyne Bemiddeling aangeboden hebbende in den Oorlog tusschen Frankryk en Engeland ontstooken; en die Oorlog daarenboven geen gemeenschap hebbende met dien, welken de de twee Keizerinnen en derzelver Bondgenooten, desgelyks eenige Jaaren tegen den Koning van Pruissen gevoerd hadden, zyn Christlyke Majesteit gereed was, om, onder medewerking der aangebodene en aangenomene goede diensten zyner Catholyke Majesteit, over eenen afzonderlyken Vrede met Engeland te handelen. - Wat den Oorlog met zyne Pruissische Majesteit, aanbelangde, was de Keizerin Koningin van Hongaryen en Bohemen, de Keizerin aller Russen, en de Koning van Frankryk gereed om de voorgeslaagene Vredesonderhandeling, | |
[pagina 95]
| |
aan te gaan. Doch, dewyl zy, uit kragte der aangegaane Verdragen, zich tot niets, den Vrede raakende, konden inlaaten, dan veréénigd met hunne Bondgenooten, was het noodig, dat, om in staat gesteld te worden tot eene bepaalde verklaaring ten deezen opzigte, aan hunne Groot Brittannische en Pruissische Majesteiten, voor af alle de Mogenheden, in den Oorlog tegen den Koning van Pruissen betrokken, tot die zamenkomst genoodigd wierden, als de Koning van Poolen, Keurvorst van Saxen, en de Koning van ZweedenGa naar voetnoot(*).’ |
|