Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– Auteursrechtvrij
[pagina 81]
| |
't Dorp Stryen brandt meerendeels af.Onder 's Lands daadlyke rampen deezes Jaars mag men tellen het grootendeels afbranden van het aanzienlyk Dorp Stryen, het voornaamste in een Waard, welke daar van den naam draagt. Onvoorzigtigheid veroorzaakte dien Brand, op den twee - en - twintigsten van Bloeimaand, in een enkel huis ontstooken en uitgeborsten, duurde het slegts weinig oogenblikken of dezelve, door een sterken wind aangezet, verspreidde zich in tien huizen teffens, het drooge riet, waar mede ze meest gedekt waren, vatte dien gereedlyk, en leedt het maar één uur naa de eerste ontdekking deezes onheils of meer dan honderd huizen, deelden in dat zelfde akelig lot, en deeden het Dorp naar een vuurpoel gelyken. Graanen en Koopmanschappen op Solders en in Schuuren, Huisraad en Kleinodien, onder verscheide welgestelde Dorpelingen van niet weinig betekenis, werden in een zo schielyk opkomend en voortslaand vuur een prooy der vlammen, welker woede door twee kleine Brand-Spuiten deezes Dorps niet kon gestuit worden, en repte de Roofzugt, te midden van 's Naastens leed, de handen: de zwaare houten Deuren in de Sluis brandden tot het water toe af, en men telde, naa het blusschen van den Brand, dat 'er honderd twee- en- twintig Hui- | |
[pagina 82]
| |
zenGa naar voetnoot(*) behalven veele Stallen, Schuuren en andere Gebouwen van minder omslags, door de vlammen vernield waren. De Kerk, die, benevens de Pastory, en het Dorphuis, boven den wind gestaan hadt en, dus behouden was gebleeven, verstrekte tot een Herberg voor de Ongelukkigen, die, schoon zich onder dezelven de voorheen vermogendste Dorpelingen bevonden, het noodige voedzel niet konden bekomen van de medogenheid der geenen, die zy anders gewoon waren te helpen. De nabygelegen Dorpen kweeten zich in 't verleenen van den noodigen Onderstand, en het nabuurig Dordrecht muntte uit, in Liefdaadigheid veel doende om het leed hier geleden te verzagtenGa naar voetnoot(†). |
|