Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijSteenen aan de Zee-Dyken, doorknaagd: vreeze deswegen bedaard.Verwekten, in het Dertigste Jaar deezer Eeuwe, en de daar op eerst volgende, de Paalwormen, die de Gordingen der Dyken in ons Vaderland zo noodzaaklyk om 't zelve, waar de Natuur het niet met Duinen beschut heeft, voor 't geweld des Zeewaters te dekken, doorknaagden, eene algemeene ontzetting: dewyl eene omtrent drie Eeuwen lang goed bevondene, schoon kostbaare, Zeeweeringe, als niet langer te vertrouwen, ons ontviel; hadt men zich geluk gewenscht met den door nood bedagten vond om, door Steenen in plaats van Hout den drang en slag van 't water af te keeren, en de Dyken met eene schuine glooi- | |
[pagina 79]
| |
jing van Kei- en klipsteen te beveiligen; was het, hoe hoog ook de kosten daar van liepen, by ervaarne Werklieden een spreekwoord geworden, Steenen aan den Dyk is de behoudenis van 't Land, en besteedde kostenGa naar voetnoot(*), in Louwmaand deezes Jaars deedt zich een verschynzel op, 't geen ook de veilige zekerheid van dit Beschermmiddel scheen te wederspreeken, en werd het eerst ontdekt juist aan dien zelfden Dyk waar men de Paalwormen 't eerst bespeurd hadt, den Westkappelschen naamlyk op het Eiland Walcheren. Men bragt te Middelburg waar de Staaten diens Eilands vergaderen, een Doornikschen of harden Arduinsteen, omtrent honderd en vyf- en- twintig Ponden zwaar, op dezelfde wyze als de Houtenpaalen voortyds van Wormen doorvreeten, en geheel en al doorknaagd. Men vondt 'er eene menigte van Wormen in, die, nog leevende, door den Steen kroopen; eenige evenaarden in Langte en Dikte eens mans vinger; de Kop van ieder Worm was met twee zaagschulpjes gewapend, waar mede hy schuurende en wryvende door den Steen kon heen arbeiden; derzelver zelfstandigheid was slymerig als die der Slekken, en wrongen zy, aangeraakt wordende, zich even als deezen, in eenGa naar voetnoot(†). - Veel gerugts maakte die ontdekking, de vrees | |
[pagina 80]
| |
bekroop niet weinigen, dat deeze Diertjes, het beste middel ter beveiliging der Zeedyken beraamd, zouden kunnen verydelen: kon een oogschynelyk zo zwak schepzel de hardste Steenen doorknaagen, dan was het uit met alle menschlyke red- en hulpmiddelen. - Doch dit schrikbaarende verdween welhaast, toen het oog eener welverlichte Natuurkunde ontdekte, dat, zulke Steen-doorknaagende Wormen, schoon op onze Kusten ongemeen, gansch geene nieuwigheid waren, zynde de by de Liefhebberen der Natuurlyke Historie zeer bekende Pholas, die in menigte in de Middellandsche Zee, als mede aan de Kust van Provence, onder op den grond, of ook hooger in het water, gevonden worden; zeer gemaklyk, begreep men konden deezen, door 't een of ander toeval, aan onze Kust overgevoerd weezen, zonder dat men daar uit eene algemeene vernieling van onze kostbaare Steenen Dykglooijingen te dugten hadtGa naar voetnoot(*). |
|