Vaderlandsche historie. Deel 23
(1789)–Petrus Loosjes Azn.– AuteursrechtvrijMoedbetoon van eenige Hollandsche Vlootvoogden tegen de Engelschen.Mogten wy, in den voorleden Jaare, reeds gewaagen van eenen onverschrokken Capitein haringsma, van eenen moedigen binkesGa naar voetnoot(†), wy mogen thans niet onvermeld laaten, een en ander Vlootvoogd, die de eer van 's Lands vlagge, op eene meer dan gemeene wyze ophieldt. Een Engelsche Kaaper hadt de stoutheid om op de Reede van Mallaga, een Hollands Koopvaardyschip, van onder het Geschut van vier Hollandsche Oorlogschepen, weg te neemen; de Schout-by-Nagt joost | |
[pagina 68]
| |
sels beval terstond met scherp van de Oorlogschepen op den Kaaper te schieten, en werden 'er terstond zes gewapende sloepen afgezonden, om den moedwil van den Kaaper te beteugelen: deeze waren egter hier toe niet in staat, waarop een der Oorlogschepen last kreeg anker te ligten, en den Geweldenaar te agtervolgen: het Koopvaardyschip werd hernomen, en behouden ter Reede gebragt. - Capitein jan hendrik dol van ouryk, die, in de Haven van Livorno ten ankerliggende, een Engelsch Oorlogsfregat zag binnen komen, met een genoomen Smirna-Vaarder eischte dit Schip te rugge, en kreeg 't zelve: in de Straat van Gibraltar, ontmoette hy een Hollandschen Koopvaarder, reeds door een Engelschen Kaaper genomen, deeze het Hollandsche Convoy naby gekomen, klaagde dat men hem zonder rede te Gibraltar wilde opbrengen, waar op de Zee-Capitein de Englschen van het Koopvaardyschip afnam, dezelve te Cadix bragt, en de verloste zyne reis vervolgde. - Van meer gewigts was de Ontmoeting van Capitein annius lodewyk betting, met de Engelsche Vloot, onder het bevel van de Admiraalen boscauwen en broderick, zeventien Schepen van Linie sterk. Op de hoogte van Cartagena wegens tegenwind met zyne onderhebbende Koopvaardyschepen moetende kruissen, kwamen vyf Engelsche Oorlogschepen op dezelve af, die ze niet alleen onderzogten; maar zich ook meester maak- | |
[pagina 69]
| |
ten van die den wil na Marseille hadden, Engelsche Officieren 'er op stelden en de Scheepspapieren onder zich namen, met bevel aan de Schippers dat zy de Engelsche Oorlogschepen zouden hebben te volgen. Capitein betting zag deeze mishandeling der Hollandsche vlagge niet, of vaardigde onmiddelyk een zyner Officieren af na boord des Engelschen Admiraals boscauwen, met de vraag of het diens orders waren dat de Hollandsche Schepen aan zyn Convoy toevertrouwd, zouden onderzogt en opgebragt worden? - Schoon deeze berigten liet, dat hy daartoe geene bevelen gegeeven hadt, bleeven egter de vyf Oorlogschepen de na Marseille bestemde Koopvaarders, als goeden prys, met zich voeren. De Hollandsche Zee-Capitein, van ongeduld en verontwaardiging brandende, deedt daar op sein om den Engelschen Admiraal te spreeken, en zette alle zeilen by om hem te naderen. De Commandant der vyf Oorlogschepen dit ziende, en zich geen goeden uitslag van dit mondgesprek beloovende, besloot de Papieren aan boord der slinks veroverde Schepen te rug te zenden, de Engelsche Officieren 'er af te neemen, en dus dezelve te ontslaan. 't Scheen dat de Engelsche Admiraal zich niet nader wilde laaten spreeken, of zich aan voldoening, wegens de toegelaatene schennis, wilde onttrekken, althans hy zette, toen het Hollandsch Oorlogschip jagt maakte om by hem te komen, alle zeilen by. Tot den nagt zeilde Capitein betting hem na, de | |
[pagina 70]
| |
duisternis deedt de Engelsche Vloot uit zyn gezigt geraaken, en hy vervoegde zich, niets meer kunnende uitwerken, weder by de Koopvaarders onder zyn Geleide, die hy veilig te Marseille bragt, ontrukt aan de klaauwen van laaghartige Roovers, die, op het gezigt van Regts eisch, den prooy verlieten, en zich van den nagt bedienden om alle verantwoording te ontduiken. |
|