Vaderlandsche historie. Deel 23

's Lands Zeemagt versterkt, en Convoyen verleend.

Het beste red- en hulpmiddel tegen de toeneemende kwaale der Engelsche Zeerooveryen, door de Amsterdamsche Kooplieden, in 't slot huns berigt en raadgeevenden Vertoogs, voorgedraagen, het versterken der Zeemagt, en het verleenen van een genoegzaam Geleide, was eenigzins, schoon niet met voldoende kragt, te werk gesteld. Men beloofde zich eene betere werking; naardemaal de Algemeene Staaten, schoon de Afgevaardigden van Stad en Lande alleen op 't goedvinden hunner Zenderen bewilligden, en Utrecht met Overyssel het doen eener Aantekeninge daar tegen zich voorbehielden, in Sprokkelmaand, beslooten vyf - en - twintig Schepen van Oorlog uit te rusten: en, naar een oud gebruik, wanneer men met 's Lands Zeemagt iets ernstigs voor heeft, het Plakaat vernieuwden, 't welk het werven van Bootsvolk

[p. 67]

voor vreemde Diensten verboodt, en het Bootsvolk om zich in vreemden Dienst te begeeven, of, zich 'er in begeeven hebbende, langer daar in te blyven; ten einde deeze Landen van Inlandsch Krygs- en Scheepsvolk niet te laaten ontblooten, daar men het tegenwoordig, ten dienste van den Lande, genoegzaam kon plaatzen. Van deezen moedgeevenden aart was een tweede Plakaat, de schikkingen behelzende omtrent het ligten van den Tienden Man der Groenlandsche en den Vyfden Man van andere Schepen om de Manschap te bekomen op de in dienst gestelde Oorlogschepen^(*). - Veele Convoyen naa verschillende Havens werden dit Jaar verleend, en de vermindering der Engelsche Kaaperyen was daar aan grooten deels toe te schryven. Op meer dan eene wyze dienden zy den Koophandel en Zeevaardy ten aanmerklyken voordeele.

(*) Nederl. Jaarb. 1759. bl. 290 en 293.