Volks lieden-boek(1785)–Adriaan Loosjes– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] De vryaadje Wys: Hoor Kees! myn Vryer. De Vryer Hoor toch, myn meisje! Ei blyf een weinig staan, Een zoen dit reisje En 'k zel je laaten gaan. Ach wistje, lieve Griet! De droefheid en 't verdriet Die dagelyks my kwellen, Gy weigerde my niet. Gy zoudt ontstellen. De Vryster. Wel nu dat 's aartig, O Misselyk fatzoen! Gy zyt wel waardig Wat durf gy al vermoên, Dat ik me om u ontstel, 'k Zel strak jou op je vel Met deuze beezem kloppen, Dat het jou heugen zal. Zou jy my foppen. [pagina 13] [p. 13] De Vryer. Ei! wat voor grillen, Wat wonderlyk bescheid. Zoudt gy dat willen, Ik loof 't niet zoete meid Zie Krelis! maar eens aan. Zoo'n eerlyk borst te slaan Het zou je zeker deeren. Er steekt gewis geen Haan In zulke veêren. De Vryster Wat raare reden, Hoe steekje wat de gek. Ik zal jou leden En asserante bek Tracteeren, Krelis buur, Dat jy, als eek, zoo zuur, En niet zo fel zelt kyken, Ja bleek gelyk een muur Gaan heenen stryken. De Vryer. Wat zegje, Vryster! Heb ik je wel verstaan. Je praat te byster, Je ziet me vinnig aan. [pagina 14] [p. 14] Myn slaan dat raadje niet; Ik wacht me voor verdriet. Je zelt me niet tracteeren. 'k Begeer geen booze Griet, En jy moogt leeren. Vorige Volgende