| |
| |
| |
Twee honderd negen en veertigste brief.
Mejuffr. Sara Lindenberg aan Mejuffr. Susanna Bronkhorst.
29 Julij 's Nachts ten 2 uren.
Ja, Mejuffrouw Bronkhorst! - ik wil - ik zal dan aan u schrijven.... Ik ben in eene ellendige hut gevlugt met Toby, die bang was voor het onweêr, dat rondom mij brult. - Ik wil aan u schrijven in den laatsten nacht van mijn leven, want daar ik door het noodlot zooverre geslingerd ben, dat ik mijn' armen Toby aan het brood zie knagen, dat ik hem gekocht heb uit de aalmoes, die ik hem door uwe handen heb zien toewerpen.... Het is nacht - ijsselijk, stikdonker. - Waar zijn de verschrikkelijke bliksems, welke nog zoo even de wolken verlichtten? - O neen! het onweder zwijgt, alleen om den nacht nog akeliger voor mij te maken.... Toby, Toby, valt in slaap met den bedelbrok, dien hij van u ontving, in zijne handen.... Ja slaap, ja slaap onnoozele, het is de laatste slaap voor uwen dood. - Denk niet, Mejuffrouw! denk niet,
| |
| |
dat ik langer de schande, die ik ondergaan heb, zal overleven.... Neen! de dood - de dood - alleen de vernietiging kan een einde maken aan de ellenden van eene vrouw, die gij vervloekt.... O hoe zweeft mij uw beeld voor oogen, daar gij met die fiere houding - rijk gekleed - den weg, mogelijk naar het Buitengoed, dat gij voor het geld van Kraaijestein gekocht hebt, inslaat. Daar, daar zag ik u door mijn Toby, door het kind van Kraaijestein bedelende naloopen, ja u nog hem als tot een afkoop uwe beurs toewerpen - en een vernederenden blik slaan op mij ellendige, aan den gemeenen weg, als een bedelares liggende! ... - Neen! neen! Mejuffrouw! dat genoegen zal uw trotsch hart niet weder gevoelen. Waarom reedt gij niet met uw paard over mijn ligchaam heen; dat zou mij minder het hart verpletterd hebben, dan door uwe hand een' bedelpenning aan mijn' jongen te zien geven.... Gij hebt gezegepraald. Gij, gij zijt de bezitster geworden van het goed van Kraaijestein, die mij eerst bedorven heeft, en mij geheel vergeten ... mij vergeten en zijn Toby - zijn eigen vleesch en bloed. - Ja! ja! zelfs bij het flaauwe schijnsel van mijne lamp ontdek ik in het slapende gezigt van dien knaap de trekken van zijnen vader. Maar gij zult die niet weder zien, Mejuffrouw! Hij zal sterven, hij zal met mij sterven. Ik heb reeds de plaats uitgekozen, waar ik mij aan nieuwe
| |
| |
slagen van het noodlot onttrekken zal. Sedert dat ik u gezien heb, heeft geen slaap mijne oogleden toegedrukt.... 't Is of mijne hersens in mijn hoofd koken.... Het noodlot heeft wonderbaar met ons beide gespeeld. - O toen, toen gij mij als Mevrouw Meadows hebt leeren kennen ... toen lachten mij nog de bekoorlijkste uitzigten aan. - Ja toen, toen voorspelde mij de hoop dat, wanneer gij tot mijn peil gezonken waart - gij zoo min, als ik, de bestendige liefde van Kraaijestein tot u zoudt hebben kunnen trekken. Ik hoopte dan eene zuster - een deelgenoot in mijn lot te hebben ... maar 't is mij mislukt ... en gij hebt mijnen ouden minnaar zoo weten te betooveren, dat hij u tot zijne erfgename van alle zijne goederen gemaakt heeft. - Gij weet - gij weet alles van mijne lotgevallen. Zeker heeft Kraaijestein u alles verhaald - alles - alles, wat ik aan hem heb opgeofferd - hoe ik hem in alles - in alles heb ten dienste gestaan - hoe ik alle pogingen aangewend heb, om ook u onder het getal van zijne slagtoffers te brengen.... Mijn hart is toegeschroeid voor berouw - en het noodlot, dat mij zoo terstond in de kolk der vernietiging met mijn rampzalig kind storten zal, zal een einde maken aan het leven van eene moeder en een' zoon zonder waarde.... Gij zult mij, als gij mijn' dood hoort, vervloeken... en ik verdien uw' vloek ... ik verdien den vloek van alles, wat groot, wat
| |
| |
beminnelijk, wat goed is ... o waarom, waarom! heb ik de pen aan u opgevat.... Angsten - doodelijke angsten kwellen mij - en ik zie vergeefs in het rond, of ik nog eene daad bedrijven kan, waarom ik uwe vervloeking niet verdienen zou.... Zelfs op den rand der vernietiging in het uur, dat niet ten einde zijn zal, of ik zal niet meer bestaan, want ik zie reeds een' blik van den graauwen morgenstond aan den hemel, zelfs op dat oogenblik hijgt nog mijn hart, om de vervloeking, die mij drukt, af te keeren ... ik wenschte - ja ik rampzalige wenschte nog ... dat 'er ten minste iets ... maar wat raakt het mij, als ik straks met Toby door den dood voor eeuwig bedolven ben ... en echter ... o 't is of mijn hart verscheurd wordt. - Zie, zie in welk eene ijsselijke verwarring ik ben. - Tusschen beide, tusschen beide ontvalt de pen mijne vingers.... - O waarom ... waarom ... heb ik dezen aan u begonnen. - Ja! ja! - daar rijst eene gedachte in mijnen geest op.... Ik wil u nog iets doen weten, waarin gij het hoogste belang stelt ... en, door u dat mede te deelen ... ja! ja! ... daardoor zal ik toch geruster ... kunnen sterven.... Waarom? waarom? zal ik den staat der vernietiging geruster kunnen ingaan? ... o de onzekerheid ... de onzekerheid ... waarom toch ... o, verschoon de verwarring, waarin ik u schrijf.... Denk, denk, dat ik over een half uur niet meer zijn
| |
| |
zal ... waarom toch reikhals ik, om door u als ik niet meer zijn zal, misschien, misschien beklaagd te worden.... Gij moet weten, wat mij in dit laatste oogenblik van mijn leven nog angstig op mijn hart drukt.... Ik, Mejuffrouw! ik ben het geweest, die de vriendschapsbreuk tusschen u en Juffr. Elzevier bewerkt heb. - De oude Madam Gibbon liet dat papier, waarop Lotje haar iets geheims mededeelde, buiten haar weten op den grond vallen - ik zette 'er mijn' voet op, en wist, daar zij weggeroepen werd, het magtig te worden. - Ik bezorgde het aan den Heer Kraaijestein. - Dus nu weet gij, hetgeen ik, ik alleen u kon zeggen ... en ... hoe snood gij mij houden moogt ... ik kon niet sterven, met de gedachte, dat ik het was, die den twistappel opgeworpen had tusschen de twee grootste vriendinnen. - Ik heb den twistappel nu weggenomen... Ja ... Mejuffrouw! ik had dien opgeworpen ... maar ik heb hem nu ook weggenomen. - Waarom - waarom toch ben ik nu geruster.... O gij zult mij immers nu niet geheel vervloeken.... Ja, Mejuffrouw! 'er zijn meer oogenblikken geweest, dat ik op het punt gestaan heb, om u die ontdekking te doen. - Nu ... nu weet gij dat geheim, waarmede ik niet kon sterven.... Ik ben nu gereed. - Toby ... Toby - begint zich uit te rekken ... en de treurige morgenstond is genoeg aangebroken, om mij den weg
| |
| |
te wijzen naar ons graf....... Graf ... vernietiging ... o ... o ... zoo ... zoo ik eens gedoold had. - Zoo 'er na den dood ... neen! neen! -
Ik kan, ik wil dezen brief niet overlezen ... alles, alles wordt zwart en akelig rondom mij.... Dood - verderf - ik kan niet meer schrijven. - Vaarwel en beklaag de rampzalige
Sara Lindenberg. |
|