| |
| |
| |
Twee honderd zeven en veertigste brief.
Mejuffr. Charlotte Elzevier aan Mejuffr. Susanna Bronkhorst.
Den Haag, 25 Julij.
Zeer Geliefde Vriendin!
Schoon gij reeds van uwe toekomende Tante Gibbon vernomen zult hebben, dat 'er zulk een belangrijke reis op til is, dat 'er zes paarden zullen moeten draven, om uwe aanstaande Tante, de familie van Elzevier, en de Heeren Walraven en Bronkhorst, de heerlijke landtooneelen van het gezonde Gelderland rond te rijden, en ik dan het genoegen ook hoop te hebben van de beminnelijke toekomende Mevrouw de Klerk te zien, wil ik toch nog, eer wij elkander ontmoeten een lettertje aan u schrijven. Als Ik dat eens deed, zeide de verstandige wolf in de fabel, toen hij de herders zeer smakelijk elkander op een schaap zag onthalen; als Ik eens zoo vlug Walraven gepakt had, als gij den Heer de Klerk, welk een bitter leven zou er dan niet door Madam Gibbon gemaakt zijn!... hoe zou ik
| |
| |
misschien door u zelve zijn onderhouden geworden, en nu - nu gij hebt toch in alles welgedaan ... maar gij hebt mij, hoe wel gij dan ook moogt gedaan hebben, in een groot labijrinth gebragt gebragt... Uw toekomende Heer en Meester de Klerk zal van mij dan ook duchtig hebben, al is het op zijn eigen landgoed, dat hij uit zijn Westindischen overvloed gekocht heeft. Wat behoeft hij aan mijn' goeden Heer Walraven eene schilderij te geven van de onuitsprekelijke genoegens, die gijlieden daar gesmaakt en ondervonden hadt. Het ging met de Minnarij van Walraven voetje voor voetje, en dat mogt ik zoo gaarne zien; dan ontwikkelen zich de bekwaamheden en vooral de welsprekendheden van een' minnaar zoo al langzamerhand. Ik had geheel niet voorgenomen, om den Heer Walraven onverhoeds met mijne liefde te verschrikken. Zie ik zou hem die zoo stilletjes en zachtjes hebben laten ontwikkelen, als een roosje op onzen kouden grond. De Heer Walraven kwam dan met veel eerbied, maar toch met eene meer dan gewone vrijmoedigheid binnen, terwijl ik een stukje op mijn fortepiane zat te spelen. Ik hield mij over die verrassing wel niet boos, maar ook niet extra te vreden. ‘Mejuffrouw,’ zeide hij, ‘ik heb mij gehaast, en hoop, dat gij mij mijne gebruikte vrijheid mij niet kwalijk nemen zult, want ik heb eenen belangrijken brief van den Heer
| |
| |
de Klerk, die eene zeer aangename tijding voor u behelzen zal....’ Nu rees ik op van mijn fortepiano, en ik verzocht Walraven, dat hij mij den brief dan maar voor zou lezen. De man was waarlijk bij vele van de passagies zeer aangedaan, en als ik den brief alleen gelezen had, zou ik het misschien ook geweest zijn, maar nu proeste ik tusschen beide van lagchen, - en toen hij den brief uit had, vroeg ik hem, of dat nu eene zoo kostelijke tijding was, dat ik 'er voor mij zelve althans niets dan schade en wel groote schade inzag, want dat ik nu mijne lieve Suse als vriendin wel voor de helft voor mij verloren achtte, daar ik meermalen gehoord had, dat de jeugdige vriendschap van twee vriendinnen meestal haar graf vindt in het huwelijk van een van beide. Ik kan niet zeggen, dat mijne aanmerking voor den Heer Walraven in den eersten opslag mij zeer opbeurend scheen, evenwel hij was 'er zoo niet over neêrgeslagen; of hij nam de vrijmoedigheid, om toen hij van den eersten schok een weinig zich hersteld had te zeggen: ‘Gij hebt gelijk, Lotje! - maar gij hebt de gelegenheid, om u van dat verlies te wreken, en u schadeloos te stellen...’ Hoe zeide ik ... waardoor zal ik eene vertrouwde vriendin, als Suse wedervinden? En Suse de Klerk zal voor mij Suse Bronkhorst niet zijn... ‘Lotje,’ ging hij voort, ‘gij weet, met welk eene teederheid ik u lief
| |
| |
heb, - o is het van mij te hoogmoedig gedacht, indien ik mij verbeeld, dat gij misschien u eenigzins schadeloos zoudt kunnen stellen door aan de opregte wenschen van mijn hart gehoor te geven...’ Wel het is zeker heel hoogmoedig van u gedacht en gezegd, antwoordde ik, en daar aan twijfelt gij zelf niet, mijn Heer Walraven! maar weet gij welk, wat ik denk, dat u het geval van de Klerk zeer stout gemaakt heeft, en dat gij zoo maar gerust weg van de eene vriendin tot de andere besluit. o Die mannen! die mannen! wel beschouwd zijt gij allen toch van een' stouten en indringenden aard, de beste niet uitgezonderd - geeft men hun maar den vinger dan nemen zij de geheele hand... maar gij hebt de mijne juist nog niet, mijn Heer Walraven... De goede Heer vernieuwde al weder zijn dikwijls in brieven en zamenspraken herhaalde aanzoeken, die altijd toch per slot op het huwelijk neêrkomen. Nu dit weet gij bij ondervinding. - Ik geloof toch, dat ik met hem gelukkig zijn zal, want hij heeft zoo vele goede hoedanigheden, en zal misschien, als ik het wat te grof maak, met alle mannelijke achtbaarheid mij weder tot mijn pligt weten te brengen: en toch kan ik nog niet besluiten, om mij maar zoo op genade en ongenade over te geven. - Ja nu hebben wij zelfs een' wapenstilstand gesloten, dien ik mijn Papa en Mama verhaald heb, en deze zijn zoo veel als de guaranderende Mogendheden. Wilt
| |
| |
gij dien wapenstilstand in forma weten, of zalik 'er u maar een uittreksel van geven. 1. Er zal geen schot over en weder gewisseld worden van nu tot het einde van een Geldersch reisje ... dat is, 'er zal geen woord van liefde of gewenschte wederliefde gewisseld worden, of ingevalle een der partijen het woord mogt breken, dan zal die den geheelen dag in de koets rijden ... of zoo wij in een logement of ergens anders zijn, op den verst mogelijken afstand van elkander aan tafel zitten enz. 2. Voor de Geldersche reis zullen wij beide, op aanraden van Papa de Verhandeling van de Vos over het Huwelijk, en op aanraden van Mama het Houwelijk van Vader Cats lezen. 3. Na het einde van die termijn, zal, zoo 'er dan geene vrede getroffen kan worden, de Heer Walraven vrijheid hebben, mits tweemaal vier en twintig uren voor het eerste schot te waarschuwen, om weder het zwaar geschut van zijne welsprekendheid aan te voeren. En dan zal het nog te bezien staan, of het hem gelukken zal, om bres te schieten. - Gij begrijpt, Suse! ik heb dit gedaan, om ten minste nog als een vrij mensch het Geldersche reisje te mogen doen. Ik verbeeld mij, dat andere de geheele reis één tête a tête zijn zou. - Wie weet, of ik wel iets van alle de fraaije gezigten zien zou, en of ik wel van de heerlijkheid van uw toekomend landgoed iets bij mijne te huiskomst weten zou: want eigenlijk ben ik, (maar zeg
| |
| |
dit niet aan de Klerk....) Neen! neen! ik schrijf het u niet; want zulke verliefde Dames als gij zijt, hebben geene geheimen voor hunne aanstaanden, althans als het ook liefdegevalletjes betreft. Gij kunt misschien niet begrijpen, hoe verlegen Walraven met de gemaakte voorwaarden is, en hij heeft echter het niet durven wagen, om stormenderhand te ageren; dat ik hem ook volstrekt afraden zou, want hoe genegen ik hem ben, dan zou alles nog fout kunnen loopen... Papa heeft zich nog al met den wapenstilstand gediverteerd, maar Mama is niet voor zulke grappen. Ik heb nu al een brokje in Vader Cats zitten te lezen, in eene heel lieve en kleine editie; die heeft Mama mij zeker bezorgd, omdat ik zulk eene natuurlijke antipathie heb tegen Boeken in solio. Ik vind, dat die oude Heer nog al zoo wat van het menschelijk hart geweten heeft... 't Is wel langwijlig, hier en daar, maar 'er zijn toch heele keurige, en voor mij dan, hier en daar, zelfs aandoenlijke passagien in. Ik zou u ook raden, om het nu eens te lezen, maar gij zult in Velp niet zoo gemakkelijk een boek van Cats kunnen krijgen, als in Zeeland bij de boeren, die het naast den bijbel plaatsen, ja het zoo hoog schatten, dat sommigen, bij gebrek van een Bijbel, zich met het boek van Cats te vreden houden. - Maar als gij het hebt - lees dan bij voorbeeld, de Historie van Rozette en Galant, dat is waarlijk een aardig historietje, schoon het
| |
| |
hier en daar in de bewoordingen wat al te duidelijk is, althans voor dezen beschaafden tijd, dat alle meisjes wel met aandacht - en zoo als Mama zegt - met toepassing - mogten lezen. - De Heer Walraven zit misschien op dit oogenblik aan de Verhandeling van de Vos over net Huwelijk te kluiven: gij begrijpt dat die en, dat nog meer zegt het Houwelijk van Vader Cats, moeten 'er beide binnen, of 'er komt niet van de Geldersche reis.
Maar nu eens badinage apart ... ik wensch u met al den ernst van mijn hart toch geluk ... en ook uw' braven de Klerk. Ik ben verrukt geweest over uwen laatsten brief, die weder nieuwe trekken van zijne edelmoedigheid aan den dag legt. 't Is waar hij is door zijn groot fortuin in staat tot het doen van groote weldaden, maar behalve dat helaas! alle lieden van groot fortuin, daartoe niet genegen zijn, ontbreekt het althans de meeste zelfs aan de geschikte wijze, om hunne weldaden te doen, en daar van heeft de Klerk dan zeer goed den slag. - Ik geloof zelf, dat al is de tortelduiven-tijd voorbij, dat gij zeer veel genoegen in uw huwelijk smaken zult. Hij heeft een levendigheid van aard, die in het tooneelstuk van het Huwelijk werking en beweging brengen zal. Ik mag niet verlangen dat het mijne juist met kunst- en vliegwerken zijn zal, omdat dit somtijds halsbrekende kunstjes zijn, maar ik hoop, dat mijn Wal- | |
| |
raven, als het 'er toekomen moet, geen zeer lange dialogues houden zal; want onder lange dialogues in komedien, al zijn zij dan ook nog zoo mooi, raak ik altijd aan het geeuwen. Gij ziet, lieve Suse! ik doe mijn best, om u ernstig te schrijven, en het wil toch niet.... Wie heeft daar anders de schuld van dan gij. Ik? zegt gij, ik?.... ja gij. - Omdat ik u in het verschiet de Bruid zie van een' verstandig en braaf man, nadat ik zoozeer gevreesd had, dat gij op zijn best de vrouw zoudt geworden zijn van eenen doortrapten en ondeugenden guit. Gij weet ik heb toch een' natuurlijken aanleg tot het vrolijke, en ... zoo als Mama zegt, wanneer het niet getemperd wordt, tot het baldadige. Evenwel dat laatste geef ik geheel niet gewonnen, dat begrijpt gij.
Maar hoe kunt gij u nog zoo kwellen over dat Saartje Lindenberg - zou dan dat ondeugend schepsel altijd uwe genoegens verbitteren. Moest zij zich op een der gelukkigste dagen van uw leven aan u nog vertoonen, om uw hart te schokken? Evenwel, waarom zal ik het voor u verbergen? - Hoe heeft het mij gestreeld; dat gij in uwen vollen luister, aan de zijde van eenen braven de Klerk, alle de listen en lagen van den slechten Kraaijestein en het nog slechter Saartje geheel ontworsteld, en gereed om het Landgoed op te rijden, waarvan nu uw toekomende Echtgenoot bezitter is, uwe vijandin, de vijandin van alles wat goed en edel is, en de
| |
| |
schandvlek harer sekse als voor uwe voeten vernederd zaagt... Gij hebt welgedaan met den ongelukkigen Toby een aalmoes toe te reiken, maar ik geloof, dat ik 'er niet toe in staat zijn zou. Ik behoef nu mijn onderzoek niet ten baren aan zien voorttezetten. Zelfs zal ik hare Tante le Grand niet eens laten weten, in welk een' staat zij rondzwerft. -
Het deed mij regt plaisier, dat uw Papa Bronkhorst aan het herstellen is, gij zoudt het mij misschien kwalijk nemen, maar ik schreef bijkans, zoowel naar ligchaam als naar ziel. Ik voel toch, dat ik ook met hem nu nog bijkans niet regt verzoend ben.... maar ik zal, omdat ik weet, dat gij op dit punt wat teeder zijt, mij van alle aanmerkingen daaromtrent onthouden.... maar ik houd toch veel grooter, dat kunt gij mij niet kwalijk nemen, van die goede eenvoudige Lise. Zoo die meid niet gelukkig wordt, zou het jammer zijn; maar, schoon ik wel weet, dat een goed hart juist geen waarborg is voor het geluk, is het toch op zich zelf een geluk, dat te bezitten.
Behoef ik u nu wel te zeggen, dat ik reikhals naar den dag en het uur, dat wij op reis gaan. Eveneens als de kinderen, tel ik iederen dag, die begint, nog maar zooveel dagen, dan vangt onze Geldersche reis aan, en ik zal zoo gelukkig zijn, mijn lieve, mijne beste vriendin op het toppunt van geluk wedertevinden... Mama betuigt mij, dat zij ook zeer verlangende
| |
| |
is, om u te zien, en verzoekt haar kompliment, gelijk ook Papa, aan u en aan uwen toekomenden Bruidegom. Ik voeg mij daar bij - en Walraven zou het zeker ook doen, maar hij weet gelukkig niet, dat ik schrijf. Vaarwel, mijn waarde! weinige dagen maar en ik omhels u bij uw' aanstaanden Echtgenoot op uw toekomend Buitengoed. Adieu, mijn liefste!
Uw hartelijk genegen Vriendin
Charlotte Elzevier. |
|