sta 'er over yerbaasd, dat gij u dit zoo weinig schijnt aantetrekken, en met zooveel gelatenheid u aan uw ongeluk onderwerpt. Gij bedankt mij nog voor hetgeen ik u heb laten leeren, dat ik u door Mad. Gibbon heb laten onderwijzen.... Waarlijk ik moet zeggen, dat gij, naar mijne gedachte, weinig verpligting aan mij hebt, daar het zoover met u gekomen is. Ik hoop, dat God geven zal, dat gij nog moogt herstellen, en dat uw verblijf in het gasthuis te Parijs zoo weinig eclat als mogelijk gemaakt mag hebben. De Heer Walraven is een braaf man; ik hoop, dat die het zijne zal toebrengen, om het zooveel mogelijk te bedekken. - Waarlijk, Suse! ik heb zitten schreijen als een kind bij uw brief, waarin gij zoo zielroerend van mij afscheid neemt. Mevrouw Leenaarts was juist bij mij, toen ik den brief ontving; ik hield voor haar het gedeelte, waarin gij mij laat schrijven, dat gij in een hospitaal ligt, verborgen, maar las haar dat voor, waarin gij afscheid van mij neemt. Die Dame is van een zeer aandoenlijk gestel. Zij was 'er zoo door aangedaan, als of gij hare zuster waart. ‘O,’ zeide zij snikkende: ‘Ik zal dan uwe brave dochter niet leeren kennen aan deze zijde.’
Ik bid u, Suse! schrijf mij, of verzoek den Heer Walraven, dat hij mij spoedig eens doe weten, hoe het met u is, want ik maak mij toch verlegen, als ik bedenk hoe lang uw brief gezworven heeft. Ik heb van daag ook een