Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 5
(1807)–Adriaan Loosjes– Auteursrechtvrij
[pagina 308]
| |
Parijs, 1 Junij.Hartelijk geliefde Zuster!
Het doet mij leed, dat ik u door dezen zekerlijk bedroeven zal, maar het is buiten mijne schuld. 't Is zoo verre met mij gekomen, dat 'er voor mij geene uitzigten over blijven, die mij met grond doen hopen, dat wij elkander aan deze zijde van het graf zullen weder zien. Gij zult u wel verwonderen, dat ik dezen niet zelve schrijf, maar mijne zwakheid is reeds te groot. Ik heb veel, zeer veel geleden; en ben niet in staat u eenigzins daarvan berigt te geven. Gij zult dat ook vroeg genoeg van den Heer Walraven vernemen, als hij in het vaderland is terug gekeerd, en gij geen reden hebben zult, om over mijn lijden tranen te storten, daar het dan zeker zal geëindigd zijn, en ik mij dan hoop te bevinden in een oord, waar het lijden onbekend is. - Ja, lieve Wimpje! ik ben eindelijk door de vervolgingen, welke mij de ondeugenden man heeft aangedaan, bezweken ... en binnen | |
[pagina 309]
| |
weinige dagen, binnen weinige uren misschien zal de dood een einde maken aan mijn jeugdig leven. - Hevige koortsen slopen nu mijn gestel, door allerhande onaangenaamheden sedert verscheide maanden ondermijnd. Maar hoe zou ik, daar God mij nog zoovele krachten heeft overgelaten, dat ik van u mijne dierbare, mijne eenige zuster, afscheid nemen kan, hoe zou ik kunnen nalaten u nog een vaarwel toeteroepen, daar de groote scheiding nadert. - Geloof mij, Wijmpje! de gedachte aan u verkwikt mij op het sterfbed. 'Er heeft eene zoo gelukkige wending in uw karakter plaats gegrepen, dat alle vrees, welke ik u wel eens openhartig te kennen gaf, bij mij verdwenen is. Gij hebt een' diepen afkeer opgevat tegen het gebrek der koquetterij, dat niet alleen alle ware bevalligheid en schoonheid bederft, maar zelfs de beginsels van zedelijkheid en deugd aantast, ja bijna geheel verdelgen kan. Gij hebt daarenboven in Mevrouw Verschuur eene moederlijke vriendin gevonden, die voor de voltooijing van uwe opvoeding zorg zal dragen. Laat ik u alleen mogen aanbevelen, dat gij voortvaart met die brave Dame lief te hebben, en na hare welmeenende en verslandige lessen te luisteren, en haar voorbeeld zooveel mogelijk natevolgen. En dat gij dit doen zult, bid ik God met alle opregtheid, die eene stervende past, en een mijner laatste oogenblikken vervrolijkt. Lieve Zuster! leef gelukkiger, dan ik althans de laat- | |
[pagina 310]
| |
ste maanden heb doorgebragt; maar, zoo u tegenspoeden treffen, vind dan in den godsdienst die opbeuring, welke allen lijden dragelijk maakt, die ons beseffen doet, dat zich de vruchten van de rampen dezes levens uitstrekken tot een' staat hiernamaals. - Troost u, wat u gebeuren mag, zelfs door mijn voorbeeld, dat de rampen maar tot eene zekere hoogte kunnen klimmen, en dan haar eigen einde daar stellen, door den lijder eenen heilstaat te doen ingaan, tot welken zij niet reiken kunnen. Ja! Wimpje! hoe meer mijn einde nadert, hoe meer ik mij zelve beschouwe, als een reiziger, die zich zoover boven de oppervlakte der aarde verheft, dat hij in de wolken, beneden zijne voeten, de bliksemstralen ziet schitteren, en de donderslagen hoort rollen. - O lieve Wimpje! zoo het u mogelijk was, zou ik u nog verzoeken, dat gij eenige dagen Papa, welke in een' zwakken staat is, op Velp gingt bezoeken. 't Was zeker mijn oogmerk geweest, zoo ik in het vaderland terug gekomen was, want ik twijfel niet of Mej. Beukelman zou mij dat gaarne hebben toegestaan. Vervul nu ook zoo veel mogelijk mijne plaats. Het portrait van onze waardige Mama, dat onder de bewaring van den Heer Elzevier is - en het kleine Bibliotheekje, hetwelk ik denk, dat niet in den gemeenen boedel zal vallen, schenk ik u tot eene gedachtenis, Dat het eerste u aanspore, om alle die voortreffelijkheden natevolgen, welke eenmaal | |
[pagina 311]
| |
de eigenschappen harer ziel waren, die zelfs helder doorblinken op het gelaat, waarvan de schilderkunst met moeite de minste trekken bewaard heeft. In mijn Bibliotheekje zult gij wel niet vele, maar zeer nuttige, boeken vinden - in een laadje van mijne Chifoniere ligt ook een medaillon, mijn miniatuur portretje, geschilderd op mijn vijftiende jaar, zoo gij dat als een pretention wilt dragen; dan zult gij nog ten minste van tijd tot tijd aan mij denken. O zou het hoogmoed of iets anders zijn, dat mij dit wenschen doet. - Mag ik u nog belasten met mijne groete aan Mevrouw Verschuur. O zeg haar toch, dat ik haar dank voor al het goede, dat zij aan u, mijn lieve Zuster, doet - dat ik hoop, dat God haar die liefde rijkelijk vergelden zal, en zoo het haar kan streelen, dat die zorge, welke zij voor u draagt, mij het sterven ligter maakt. - Scheiden kan ik niet van u zonder u deelgenoot te maken van de zoete hoop, die mijne ziel vervult, dat, schoon zelfs de goede Hemel uw leven rekt tot de wenschenwaardigste lengte van dagen, onze scheiding niet voor altijd, ja, wat zeg ik, voor korten tijd zijn zal. Eenmaal, lieve Zuster! hoop ik, dat wij elkander ontmoeten zullen in dat oord van eindeloos geluk, waar zelf geen denkbeeld van toekomende scheiding plaats heeft. Laat, o dit bid ik met geheel mijn hart, laat al uw pogen daar heen strekken, dat gij, eenmaal opgeroepen wordende, om deze wereld te verlaten, dien | |
[pagina 312]
| |
trap van zedelijke reinheid en grootheid verkregen hebt, waardoor gij met gelatenheid al het aardsche u kunt zien ontzinken, en u met regt vleijen moogt, dat de Godheid, uwe struikelingen en zwakheden genadiglijk verschoonende, u verwaardigen zal met een geluk, waarvoor alleen de zielen der deugdzamen en godsdienstigen vatbaar zijn. Zorg dus, wat ik u bidden mag, boven alles voor een rein hart en vlekkeloos geweten. Vaarwel, lieve Zuster! Vaarwel in eeuwigheid!
Uwe hartelijk liefhebbende Zuster,
Susanna Bronkhorst. |
|