Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 4
(1807)–Adriaan Loosjes– Auteursrechtvrij
[pagina 115]
| |
Utrecht, 13 April.Lieve Zuster!
Schoon mijn tijd zeer bepaald is, en ik door de drokten, die hier plaats hebben, naauwelijks een oogenblik kan uitvinden, om oogen in een boek te slaan en 'er bijna geen tijd overschiet, om aan iets anders dan aan onze bezigheden te denken, heb ik echter nu een paar uren tijds, die ik van mijnen slaap zal afzonderen, om uwen brief op gisteren ontvangen te beantwoorden. Ik was zeer aangedaan, toen ik al terstond bij de opening van denzelven den dood van Leentje Verschuur vernam. Toen ik van haar afscheid nam, bij mijn vertrek uit Haarlem, voorzag ik wel, dat het niet lang met haar, leven zou duren. Alle hare krachten waren verteerd, en uit hare laatste gezegden tegen mij, ontdekte ik, dat de hoop, de laatste toeverlaat der lijdenden, zelfs op het punt stond, om haar te begeven.... O mijne Zuster! welk een sterfbed, welk een leerzaam sterfbed | |
[pagina 116]
| |
hebt gij bijgewoond! Zulk een sterfbed zal meer kracht op uwen geest uitoefenen, dan de schoonste Leerredenen, dan de krachtigst geschreven Vertoogen. Hoevelen mijner jeugdige vriendinnen wenschte ik, dat rondom dat sterfbed gestaan hadden! Zij zouden bleek bestorven van schrik, dat aandoenlijk tooneel van berouw hebben bijgewoond. Welke goede, welke edele voornemens zouden 'er niet in hare harten zijn opgerezen; met welk een' diepen afkeer zouden tegen alle zonden, en bovenal tegen den wellust, hare zielen dan als doortrokken zijn geworden! Zij zouden hare ooren sluiten voor de zoo verpestende redenen, die, op een' beschaafden toon gestemd, in de zielen van eenvoudige meisjes stroomen, en den dubbelzinnigen naam van galanterijen dragen. Zij zouden de oogen sluiten voor die schadelijke geschriften en afbeeldingen, die dikwijls des te gevaarlijker zijn, naardat zij kunstiger met het verguldsel van betamelijkheid bedekt zijn. - Zij zouden met dubbelen moed zich wapenen, om de vrijmoedige aanslagen op hare onschuld af te keeren. - O hoe vurig dank ik dikwerf God, dat Hij mij de brave Gibbon heeft doen kennen, die mij en alle hare kweekelingen tegen het verderfelijke van den wellust, niet in bedekte en afgelegen bewoordingen, maar rond uit en bij elke voegzame gelegenheid waarschuwde. En hoe heb ik mij verheugd, dat | |
[pagina 117]
| |
zij u deswegens met hare gewone openhartigheid geschreven heeft. O lees en herlees dien brief - en vooral in deze treurige oogenblikken, waarin de dood van het ongelukkige Leentje den stempel der waarheid op hare vermaningen gezet heeft. Mij dunkt, Zuster! Gij hebt nu reeds zulk een schrikbarend voorbeeld gezien, dat gij baldadig uwe oogen zoudt moeten sluiten voor de duidelijkste wenken, die ooit iemand gegeven zijn.... Neen! gij zult, gij moet een voorbeeld zijn van reinheid en kuischheid ... en zoo zal uwe stervende vriendin door haar treurig voorbeeld u den weg gebaand hebben tot een vrolijk, gezond en gelukkig leven. - Hoe is mijn hart aangedaan, over den toestand van de brave Mevrouw Verschuur. Zulk eene droefheid, Wimpje! moet geen gelijke hebben. O hoe gaarne zou ik haar vertroosten! zoodra ik dezen brief af heb, zal ik beproeven, of ik haar iets ter harer opbeuring zeggen kan; ten minste zal mijne welmeenendheid haar daaruit blijken. - Onder welke groote, zeer groote verpligtingen heeft zij u gelegd, door u als de plaatsbekleedster van hare dochter aan te nemen. Gij zult gaarne gelooven, dat ik zeer wel te vreden ben, dat bij de ongelukken, die onze familie beloopen, gij zoo gelukkig zijt van onder het opzigt eener zoo brave en edelmoedige Dame, als Mevrouw Verschuur, uwe opvoeding te | |
[pagina 118]
| |
kunnen voltooid zien, genoegzaam in denzelfden rang en stand als, gij tot dus verre zijt groot gebragt, misschien met het uitzigt, om door den tijd bezitster te worden van een matig kapitaal. Over u had ik bij de noodlottige gebeurtenis met Papa de meeste zorg - want over broeder Abraham zou mijn kommer overtollig zijn, en ik reken het zelf een geluk zoo voor hem zelven, als voor hun, die hem omringen, dat hij zeer schraal bedeeld is met de goederen der fortuin. Broêr Koo is een zoo braaf en oppassend jongman, dat hij zeker te Amsterdam wel hier of daar zal aankomen, en wat mij zelve betreft, over mij heb ik bijna geene zorg gehad. Maar voor u nog zoo jong, en aan zekere manier van leven gewoon, nog niet volleerd in eenig vrouwelijk handwerk, voor u had ik zeer groote zorg. Maak nu toch, lieve Wimpje, dat gij altijd de gunst en goedheid van Mevrouw Verschuur waardig blijft. Schoon die brave Dame u wil aanmerken als hare dochter, laat van uwe zijde toch nooit blijken, dat gij u als zoodanig aanmerkt. Bewaar, niet op eene stijve en gedrongen manier, maar op eene welstandige en eigenaardige wijze, altijd eenen kleinen afstand. Laat Mevrouw Verschuur steeds bespeuren, dat gij een' diepen indruk hebt van de weldaad, die zij aan u bewijst. Kinderen hebben ook wel geen eigenlijk regt op de weldaden hunner ouderen, maar echter tusschen eene moe- | |
[pagina 119]
| |
der en eene dochter heeft 'er toch eene zekere naauwe betrekking plaats, waaruit wel eens nu en dan kleine geschillen ontstaan, die veelal door de goedhartige moeder weldra worden bijgelegd, welke dan alles weder in de beste vouw schikt ... maar, Wimpje! zoo iets kan 'er tusschen u en Mevrouw Verschuur niet plaats hebben. Wacht u dus, dat gij ooit met haar zelfs in een klein verschil komt. Dan zou het hart van Mevrouw Verschuur voelen, dat gij hare Dochter niet waart, en gij de voorspraak missen, die voor kinderen, zelfs als zij ongehoorzaam en oneerbiedig geweest zijn jegens hunne ouderen, in het hart der ouderen pleit. - Gij moet bovenal uwe uiterste pogingen aanwenden, om zonder gemaaktheid of vleijerij uwe nieuwe Mama met de uiterste vriendelijkheid en zachtaardigheid te behandelen, want, behalve dat zij daarop uit hoofde harer onverpligte goedheid eenen wezenlijken eisch heeft, daardoor zult gij juist voorkomen, dat zij vergelijkingen gaat maken tusschen u en hare nu overledene dochter, die, wanneer gij slechts met dezelve in minzaamheid en voorkomenheid gelijk staat, altijd in het moederlijk hart nog verre den voorrang hebben zal... Gij moet door eene naauwkeurige waarneming van alles, wat de genoegens van Mevrouw Verschuur maar eenigzins vermeerderen kan, de gevoelige wond, die zij ontvangen heeft, door het verlies van haar laatste kind, zooda- | |
[pagina 120]
| |
nig trachten te heelen, dat zij, met eenen stillen weemoed aan de overledene denkende, zich door den tijd begint te verbeelden, dat zij hare dochter in u heeft wedergevonden. - Nog iets, lieve Zuster! moet ik u doen opmerken. Ik hoop, dat gij deze vermaningen zult toeschrijven voort te vloeijen uit de zuivere bron van zusterlijke liefde, en waar uit zouden die ook anders ontstaan kunnen, ook dring ik ze u geenzins op, het zijn maar alleen raadgevingen, die geenszins uit bedilzieke waanwijsheid, maar uit de hartelijke zucht voor uw geluk voortkomen. Gedraag u nooit als de Dochter van Mevrouw Verschuur ten aanzien van hare dienstboden. Laat haar altijd blijken, dat gij door de grootste erkentenis aan hare Mevrouw verbonden zijt. Gebied gij haar nimmer iets, dan waartoe zij weten, dat gij door Mevrouw dadelijk gelast zijt, want hetgeen die lieden van de dochter van Mevrouw Verschuur zouden verdragen (schoon somtijds de verdraagzaamheid van de Dienstboden ten aanzien van de dochter in eene familie zelfs niet zeer groot is) zouden zij volstrekt niet van u kunnen velen. Zoo gij integendeel altijd minzaam en inschikkelijk, zonder daarom laag of buitensporig gemeenzaam te zijn, met haar omgaat, zult gij al de onaangenaamheden misloopen, die gij anders van haar zeker te wachten hebt. Beschouw u in het ware licht, waarin gij hun | |
[pagina 121]
| |
moet voorkomen, namelijk als de Gezelschaps-Juffer van Mevrouw Verschuur. Het gaat met mij hier uitstekend wel. De oude Juffrouw is een zeer goede vrouw en de meisjes zijn aardig en vrolijk, en arbeidzaamheid schijnt de geheele familie aangeboren. Nu gij weet, dat ik daarvan eene groote vriendin ben, en dus harmonieert dat uitstekend. Ik heb met genoegen gezien, dat gij reeds van Koo vernomen hebt, op welk eene wijze mij de Brieven te doen toekomen, zonder dat mijn naam op het adres komt. - Ik moet nu nog aan Mevrouw Verschuur schrijven, en breek dus hier af met de betuiging, dat ik ben
Uw hartelijk genegene Zuster
Susanna Bronkhorst. |
|