Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 4
(1807)–Adriaan Loosjes– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
Haarlem, 28. Maart.Waarde Zuster!
Schoon ik zeer gezond ben, heb ik u echter eene zeer onaangename zaak te schrijven. Ik ben nog zoo ontsteld, en mijne gedachten zijn nog zoo verward, dat ik naauwelijks in staat ben, om u alles in behoorlijke orde te laten weten. Ik stond zelfs eerst in den wil, om u met de geheele zaak nog niet te moeijen, maar zij is te belangrijk, om 'er u van onkundig te laten; ook heeft Koo het mij laten verzoeken. Heden voormiddag kwam hier onze oude Boekhouder Godefried, en verzocht uit naam van Koo, om mij eenige oogenblikken apart te spreken. Gij kent zijne gewone bedaarde manier van spreken; maar ik zag, dat de man confuus was. Hij ziet anders juist niet heel kleurig, maar tusschen zijn linnen en de kleur van zijn aangezigt was nu geen onderscheid. Hij hem de wel drie malen, eer hij aan het spreken kwam, eindelijk zeide hij: ‘Juffrouw Wilhelmina! | |
[pagina 30]
| |
Ik heb een zeer onaangename boodschap van uw' broeder Jakob te brengen. Zijn Ed. vreesde, dat UEd. het misschien vroeger van een ander hooren zoudt, en dan zou UEd. reden kunnen hebben, om het zijn Ed. kwalijk te nemen. Ik vroeg met vrij wat drift, wat of 'er dan toch gebeurd was - maar de man ging op denzelfden toon voort. UEd. zal weten, dat UEd. broeder naar Hamburg geweest is ... en alhoewel UEd. niets van kantoorzaken weet, zal UEd. wel begrepen hebben, dat het eene zaak van groot belang was, dat UEd. broeder de jonge Heer Jakob in den winter naar Hamburg moest. Daar was een kantoor van veel aanbelang gefailleerd. - Bij dat kantoor was dat van UEd. Papa zeer geïntresseerd - en ik dacht wel, dat die slag aan het kantoor van UEd. Papa zwaar zou treffen.... Het eene desastre is bij het ander gekomen ... en ... en ... gister heeft ons kantoor opgehouden, met betalen....’ Ik viel hem in de reden. Mijn Papa is dan ... bankroet.... ‘Dat niet alleen,’ zeide toen Godefried,’ maar het ‘is een groot, een zeer groot gat.... Het is alles niet zoo gaaf, als ik wel wenschen zou.’ Ik vroeg toen, hoe maakt het Papa? – hoe maakt het Koo? - Daarop gaf hij mij te kennen, dat zich Papa geretireerd had over de grenzen, en wel op Pruissischen bodem, en den jongen Heer en hem en de overi- | |
[pagina 31]
| |
ge bedienden voor den ellendigen boêl laten zitten... ‘UE Heer broeder, ging hij voort, die altijd een vlijtig jonkman geweest is, en die zooveel met het kantoor op had, is bitter bedroefd, en weet niet wat te beginnen. UE Mama raast en tiert als een dol mensch.... In 't kort, het is een ellendige boêl. Maandag zal 'er eene komparitie van krediteuren zijn ... maar onder ons gezegd, 'er zal, als UE Mama haar Huwelijksche voorwaarden 'er uit kreeg, zelfs niet veel voor het kinderlijk bewijs van u en mijn Heeren uw broeders en Mejuffrouw uwe zuster Susanna overschieten.’ Ik wist niet, wat ik den man hierop antwoorden zou ... zoo doodelijk verschrikt was ik, en schoon ik van zulke zaken geene kennis heb, begreep ik echter, dat het 'er voor ons maar ellendig uit ziet. - Schoon ook Mevr. Verschuur wel haar best doet, om mij te troosten en op te beuren, en mij beduiden wil, dat die zaken somtijds veel beter afloopen, dan men zich bij den eersten opslag voorstelt, de oude Godefried heeft mij vooral wel laten voelen, dat 'er ook oneerlijke stukken onderloopen, dat mij en u zeker ook heel hard vallen zal. De oude man zeide met tranen in zijne oogen; ‘Zware, heele zware slagen, Juffrouw! hebben UE Papa's kantoor getroffen, maar ... maar dat verteren, dat spelen van UE tegenwoordige Mama ... o .. als UE zalige Mama had blijven leven, uw' ongelukkige Papa zou een | |
[pagina 32]
| |
eerlijk man hebben kunnen blijven ... loopt dan de fortuin tegen ... maar nu ... maar nu....’ - Zie, lieve Zuster! dat is om bij te schreijen.... Papa was toch goed voor ons, vooral, voor dat de tegenwoordige Mama hare voeten in huis zette.... O nu, nu hoop ik toch, dat gij spoedig uit het huis, waarin men u geplaatst heeft, los zult komen, dan kunnen wij overleggen, wat 'er gedaan moet worden. Koo zal, zoo ras hij maar kan voor eenige oogenblikken mij komen spreken. Hij liet mij in een biljet opgeven, hoe ik u zou kunnen beschrijven, en daar maak ik bij dezen gebruik van. Nu lieve Suse! gij zijt de oudste van ons drieën, want broêr Abraham is voor ons zoo goed als verloren, maak toch, dat gij spoedig ontslagen raakt, zoo het mogelijk is ... ik weet niet wat ik geven zou willen, om u eens te spreken. Nu als broêr Koo komt, dan zal ik hem voorslaan om u te gaan opzoeken, want ik moet u spreken.... Mevrouw Verschuur en hare lieve dochter, die van dag tot zwakker wordt, verzoeken, dat ik u groete. - Een enkel lettertje antwoord zal mij zeer aangenaam zijn. Ik blijf intusschen met achting
Uwe toegenegene Zuster
Wilhelmina Bronkhorst. |
|