Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 3
(1806)–Adriaan Loosjes– Auteursrechtvrij
[pagina 324]
| |
Amsterdam, 21. Maart.Op mijne reis van Napels naar Rome, zat ik op een' postwagen met een' Engelschen Lord - die mij veel bijzonderheden van zijne landgenooten verhaalde, en onder anderen van een' karel, die Marionetten vertoonde te Londen, zoo heerlijk en natuurlijk, als 'er misschien ooit in Europa gezien waren. Hij had maar even zijn pink te bewegen, alles, alles was in de volkomenste beweging: en de eene grap overtrof de andere in voortreffelijkheid. Op zekeren tijd gebeurde het, dat de beste van al zijn poppen, door welk een toeval wist de Lord niet, mankeerde - en wat deed de geresolveerde Brit? Hij werd door zoodanig eene verbittering aangegrepen, dat hij, in plaats van voort te spelen, het gordijn liet vallen, en de gapende vergadering liet zitten wachten; al zijn marionetten bij elkander bondt, dezelve onder zijn' arm nam, de eerste herberg de beste 'er mede in vloog, en ze daar in | |
[pagina 325]
| |
een kolenvuur smeet. Met een liep hij de deur weder uit - en zonder zich te bedenken sprong hij in den Theems.... Begrijpt ge mij - begrijpt ge mij? - Had ik op de ontvangst van uw podagreusen lammen brief het geluk gehad van de feeks Saartje - de oude kol Dorothea - u en al de overige Hottentotten met uwe strotten aan elkander te kunnen binden, of ze aan een degen rijgen, en als sprotten aan een pijpesteel gestoken, in een brandenden vuurpoel kunnen werpen; gij zoudt den weg van de Marionetten van Mr. Pullings gegaan zijn. O ik wenschte, dat ik met meêr vastheid aan een hel geloofde, dan zou ik 'er u allen met grooter vertrouwen in kunnen wenschen ... maar nu zijt gij veel erger dan de Marionetten van Mr. Pullings - gij zit, als verachtelijke bavianen, mij uit te lagchen ... maar ik zal ook iets groots doen, even als Mr. Pullings ... maar niet in het Y of den Amstel springen.... Neen! dat genoegen zult gij niet beleven.... Neen! onkundige, zotte kreaturen ... ik zal mij geheel van u ontdoen.... Saartje moog' in een spinhuis - Dore met een kijkkast - gij, en al de overige in de onderscheide kasten van halfgeleerden uw leven verstijten.... Procul hinc zeg ik tegen al zulk goed.... Saartje laat het liefste meisje van de wereld vlugten - en uw lieveling, de vermolmde Dorothea bezorgt haar in een Gekkenhuis ... en het laatste geschiedt zonder | |
[pagina 326]
| |
mij raad te plegen, met eene verhaasting, als of 'er volstrekt geen ander middel uit te denken was.... Nog eens, ik zal eene daad doen, die ruim zoo fraai is, als die van Mr. Pullings - ik zal, als ik mij van u alle ontdaan, geheel ontdaan heb ... naar Susanna Bronkhorst gaan ... en haar alles, alles bekennen, en immers volgens Poot: Voor een opregte biecht verdwijnt de straf der zonde.
mij gedragen - zoo als het een verstandig en braaf man past.... Zie daar, dat waren de stichtelijke morgengedachten van uw vriend Louis Kraaijestein - maar Pietje! 't is met mij als met de oude tooveres - Mevrouw Medea -
Video meliora proboque,
Deteriora sequor....
Malle schepsels zijt gij van den eersten tot den laatsten; maar tot den stap te komen, en naar Santje Bronkhorst te gaan, en met meening te zeggen, nadat ik mij een' toegang tot haar gebaand had in het Gekkenhuis bij de Wijk. ‘Zie hier nu aan uw voeten liggen de zondaar Kraaijestein. - Hij heeft tusschen u en uwe vriendin Charlotte een twistappel opgeworpen; u een logement bij Saartje Lindenberg bezorgd - maar | |
[pagina 327]
| |
gij zijt hem te gaauw geweest - een van zijne domste dienaressen heeft u in dit huis bezorgd - maar, Juffrouw Bronkhorst! voor alles, voor alles smeek ik u verschooning en vergiffenis - ik beloof u, dat ik mij met al dat gespuis niet meêr zal ophouden - ik verzoek u, dat gij mijne wenschen vervult, en mij....’ Neen! neen! ik kan het niet uitschrijven.... Veel kunt gij van mij beleven ... maar dat ik mij in de ketens van het huwelijk laat klinken ... neen! ellendigen! dat genoegen zal voor u niet bewaard zijn. Met dat alles, Piet! om eens ernstig over de historie te spreken ... de boêl zit dan verschrikkelijk in de war.... Toen ik een jongen was, warde ik wel eens een kluw garen met moedwil door elkander, om naderhand het genoegen te hebben, om die uit elkaêr te halen, en, zoo als gewoonlijk het geval was, als mij dat verveelde, dan sneed ik die maar met een schaar door ... zoo als zijne majesteit Alexander den Gordiaanschen knoop doorhakte. Ja! ja! tusschen alle groote lieden is wel eenige overeenkomst.... Als ik de zoon van Philippus van Macedonie geweest was, zou ik zeker geen minder beweging in de wereld gemaakt hebben, als zijn beroemde zoon, die met al het verstand dat hij had, als een groote dwaas droomde, dat het geluk te vinden was in het maken van de overwinningen - en wat | |
[pagina 328]
| |
stond hij als een uil te kijken, toen hij aan het randje van de zee stond - toen wenschte hij nog om een andere wereld - om die ook te overwinnen ... die was 'er wel - maar die te vermeesteren was voor de barmhartige Spanjaarden, den lieven Cortes enz. bewaard gebleven - nu als ik toch in dat geval was, zou ik niet beter zijn. - Nu, nu zelfs zweven 'er grooter stouter plans door mijn hoofd, dan gij zult durven denken. - Santje moet uit dat huis - dat staat vast - en ik moet 'er haar uit verlossen. - En nu zou het best van alles zijn, dat ik maar bij een' fikschen Oostenwind, het heele huis aan twee of drie hoeken te gelijk in brand deed steken - dan door de vlammen mijne Susanna redde, en haar in zegepraal naar mijn woning voerde. Is dit geen stoute gedachte, Piet! maar ik denk, dat gij, en de overige beroerlingen, die nu a bang zijn voor het grapje te Loosduinen, op de gedachte alleen terug deinst. Ondertusschen heb ik in het midden van mijn verdriet zitten schudden van lagchen over het drollig idé van uwe Dissertatie, over uw Dichter Suetonius en uw erbarmelijk Latijn. Ik heb mijn hoofd nu veel tevol van andere plannen, maar anders zou ik u tot dezelve wat stof zoeken aan de hand te geven. Evenwel als men eens opponeerde dat het verder extenderen van de regten van een' Akadamieburger gelegenheid zou geven, om een land vol geprivilegeerde Straatschenders, Die- | |
[pagina 329]
| |
ven, Vrouwenschenders, enz. enz. te krijgen, dan zoudt gij vrij wat op uw neus staan te kijken ... maar mij dunkt, gij zoudt u op eene wel geslaagde en wel bevallen proef in het klein, een reeks van meêr dan twee honderd jaren in eene stad kunnen beroepen ... en als gij dan tevens betoogde, dat juist die Akademie de beroemdste en bloeijendste was, gelijk gemakkelijk te bewijzen is, welk eene kracht zou 'er dan voor de proef in het groot zijn. Tegen uwe Theses zal geen een braaf Student opkomen, misschien hier of daar een Theologisch Student, die uitgehold heeft, en op het punt staat van een vroom Predikant te worden, of een Juristje, dat een plasdankje bij den Rector Magnificus wil inleggen. Zoo doende Piet, zult gij Epoque maken - en dat had ik wel nooit van uw gedacht - maar de gelegenheid ontwikkelt de geniën - en komt die gelegenheid niet - dan blijven zij in haar schil. - Oorlog, aardbeving, pest, brand, watersnood, omwentelingen, somtijds erger dan die vijf zamengenomen, zijn 'er noodig, om groote geesten voor den dag te doen komen, en dan voltooit de polichinel fortuin geheel het geen 'er aan ontbreken mogt. Ik heb met Lise, de getrouwe dienstmaagd van Santje, een kort, maar niet zeer voldoend gesprek gehad. Ik had haar verzocht bij mij te komen in mijn logement in den Haag. De knecht van het logement berigtte mij den | |
[pagina 330]
| |
volgenden morgen, dat 'er een Dienstmeisje was, dat ik ontboden had. Laat ze maar boven komen, maar de knecht kwam terug met het bescheid, dat zij niet verkoos, dat, wat mijn Heer Kraaijestein haar te zeggen had, hij dat alles haar in het voorhuis wel kon zeggen; 'er bijvoegende: ‘Zeg, mijn Heer! dat ik Lise Westhuis ben, voorheen het dienstmeisje van Juffrouw Susanna Bronkhorst - dan zal mijn Heer wel bij mij komen.’ Zoo dat, Piet! ik was genoodzaakt, om zoo ongeschoeid als ik was naar beneden te komen, om eene audientie te geven aan Madame Lise. Toen ik de trappen afkwam, begon ik op mijn gewonen gemeenzamen toon, als ik tegen meisjes of vrouwen spreek: ‘Zoo Lise! zijt gij het, lieve meid! kom bij mij boven ... ik heb u iets in het geheim te zeggen....’ En wat antwoordde het schepseltje: ‘Ik heb geen geheimen met u te verhandelen, mijn Heer! ik kwam u alleen zeggen, omdat ik uit uw brief gezien had, dat gij 'er nieuwsgierig naar leekt, dat ik voor de kleêren van Juffrouw Bronkhorst zorg gedragen heb, en die gaan morgen met de vrachtschuit naar Amsterdam....’ En toen wilde zij heen gaan, ‘Maar zeg eens Lise,’ zeide ik, ‘gij houdt mij immers voor geen zoo kwaad Heer? dat.... Lise: Hoor, mijn Heer! 'er is een tijd geweest, dat ik u voor een goed Heer hield; | |
[pagina 331]
| |
en toen waarschuwde mij Juffr. Suse al tegen u ... maar nu, mijn Heer! ô verg mij niet.... Ik: Wel wat hebt gij toch tegen mij? Ik heb u nooit eenig kwaad gedaan. Lise: O wring mij de woorden niet uit de keel.... Wat zoudt gij 'er aan hebben, dat ik u in tegenwoordigheid van den knecht van het logement affronteerde.... Mij hebt gij geen kwaad gedaan ... maar ... maar.... Ik: Wat maar ... wat maar? - Lise: Goede God! mijn Heer! Zegt uw hart u niet, wat gij gedaan hebt.... Ik: Gij maakt u te driftig, kind!... en (hier haalde ik mijn beurs uit, en nam 'er een paar dukaten uit) en om u te toonen, dat ik het wel met u meen.... Neem deze kleine gedachtenis van mij aan, omdat gij zoo getrouw uwe brave Juffrouw hebt opgepast. Lise: Ik bedank u, mijn Heer! ik neem geen geld van u aan ... Juffr. Bronkhorst heeft mij tegen u gewaarschuwd.... Ik: Zij is een verstandige en brave Dame; zij zal u niet kwalijk nemen, dat gij dit bagatel van mij hebt aangenomen ... (zoo sprekende greep ik hare hand, en wilde 'er het geld indrukken ... maar vergeefs ... zij trok haar hand met groote snelheid terug, en naar dat ik avanceerde, retireerde zij naar de deur van het logement.... Toen wendde ik het over een' anderen boeg - en zeî:) Meisje! weet gij wel dat dit geen behandeling is, die het iemand | |
[pagina 332]
| |
uit den dienstbaren stand past een fatsoenlijk man aan te doen. (Zij zag mij met een' vernederenden grimlach aan) Waar houdt gij mij voor?... Toen trok zij de deur van het logement open, en zeî, met een' nadruk, dien ik niet van haar verwacht had: ‘Wilt gij weten waarvoor ik u houd, mijn Heer! - voor een heel slecht mensch.’ - En toen zij die gal tegen mij had uitgebraakt, smeet zij de deur toe, en terstond het Tournooiveld op.... Razende werd ik van spijt, dat ik mij van een dienstmeisje, zulk een affront, in de tegenwoordigheid van den knecht van het Logement had op den hals gehaald.... Ik had werk genoeg, om mij oogenblikkelijk te herstellen ... en mij, omdraaijende, zeide ik tegen den knecht van het Logement, ‘Michiel! - een malle meid, Michiel!’ - ‘Dasz weisz ich gar nicht, mein Herr!’ zeide de Mof. Ik vloog toen van gramschap de trappen op, mijn aangezigt gloeide.... Zelfs van een dienstmeid vernedering te moeten lijden. Als het 'er op aankomt, zijn wij dan toch ellendige knapen.... In deze vlaag besloot ik, zonder Leyden aan te doen, naar Amsterdam te rijden, want ik verbeeldde mij, dat ik misschien van u en het overig gesnor sarcasmen te zullen moeten hooren - en daarin bevestigt mij zelfs uw brief. De fabel van den zieken Leeuw, dien zelfs de Ezel niet ontzag te verguizen, ligt mij nog levendig in den geest. Ik wil geen van u al- | |
[pagina 333]
| |
len zien of spreken, voor dat ik in volle triomf mij gewroken heb van de ondankbare schoone. Want hoewel mij bij Santje het veni, vidi, vici mislukt is ... het Nil desperandum en Audaces fortuna juvat blijven mijne zinspreuken, welker kracht alleen groote zielen in vollen nadruk gevoelen.... Uit loutere verveling ga ik naar de Comedie - zij spelen Achilles. Wat is het goed, dat 'er publieke divertissementen zijn, waarmede zouden wij fatsoenlijke lieden anders die onaangename vakken van ons leven aanvullen. - Adieu!
L.K. |
|