Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 3
(1806)–Adriaan Loosjes– Auteursrechtvrij
[pagina 291]
| |
Leyden, 17. Maart.Daar de Podagra uit mijn regter- naar mijn linkerpoot geschoten is, en ik nu als een Vorst weêr in mijn stoel zit, moet ik aan u schrijven.... 't Zal nog wel wat gebrekkelijk gaan, want ik heb dan een' ellendigen knaauw gehad, en dat zoo jong.... Nu mijn Papa krijgt dan ook tusschen beide zijn deel ... want mijn eige schuld, neen die zal het niet zijn.... Hoe veel dagen heb ik nu weêr niet al melk en beschuit gegeten?... Ik lijk waarachtig beter naar een kraamkind, dan naar een student, die toekomende jaar Candidaat bij de gratie G - ds en van den Professor denkt te worden. Au ... au !... Ik heb daar mijne pen uit mijn handen geworpen, zoo een fellen steek kreeg ik daar in mijn grooten toon ... en ik heb uit armoê de schele Lucia moeten boven schellen, om de pen, die ik weggesmeten had, voor mij op te rapen.... De meerkat lagchte, toen zij mijn' pen opraapte ... maar zij lagchte, zoo als een tijger lag- | |
[pagina 292]
| |
chen zou. Lagch je, zeî ik, uitgemergeld kreng? - ‘Och neen! mijn Heer!’ zeî ze in het zuiver plat Laydsch, - ik dacht wat is het ‘ellendig, dat een jonk mensch daar zoo als Job op den misthoop zit.’ - Nu zal ik vervolgen; omdat ik u wat te schrijven heb, daar je misschien belang in stelt ... of het je plaisir zal doen, dat weet ik niet. Evenwel ik denk het nog al. Jij zit daar nu in den Haag te gluren, of gij Suse nog uit het Westland ziet opdagen. Rechtsom keert zeî mijn drilmeester, toen ik een' blaauwen maandag het exerceren leerde; omdat het toen de mode was; want entre nous, ik was zeer blij, toen het voorbij was. - Verbeeld u nu eens, dat ik uw kapitein ben; - en dan zeg ik tegen u: rechtsom keert. Zie het noorden in; daar schijnt je noordstar. Susanne heb ik op het spoor. Ja, ja! ik word zoo kwaad niet bediend van mijn luidjes, als gij u wel eens verbeeldt, en schoon gij mijn vernust dikwijls bij een houten hakmes vergelijkt, ik verzeker u, dat het vlijm scherp geweest is, toen ik Juffrouw Dorothea Hillegonda Maurepas, als Gouvernante van Juffrouw Wilhelmina Bronkhorst, bij den ouden Bronkhorst in huis heb weten te krijgen. Ik deed het ja gedeeltelijk, omdat zij door het ontijdig sterven van Breton, bij welken zij het huis ophield, geheel buiten bestaan was ... maar ook tevens, om te maken, dat gij een goede spion zoudt hebben in de | |
[pagina 293]
| |
familie van Bronkhorst. - Gij vindt het niet heel olijk. Maar gij met al uw olijkheid weet toch niet, waar Santje gevlogen is, en dat weet ik met al mijn botheid door Juffrouw Maurepas. Ik heb u wel gezegd, dat zij zich uitmuntend kweet, om Xantippe Bronkhorst meêr en meêr tegen de Engelachtige Suse op te zetten ... maar ik had nooit gedacht, dat zij tot halve mirakelen in staat was ... doch het hapert de kwaadaardigheid zelden aan uitvindingen. Susanna, om uw geduld dan niet langer op de pijnbank te leggen, is Maandag avond laat, als een boerin verkleed te huis gekomen. Zij was, eer zij van Loosduinen vertrok, reeds ongesteld - en waarschijnlijk door schrik en vermoeidheid, en door de ontmoeting, die haar bij haar te huiskomst bejegende, die alles behalve vriendelijk moet geweest zijn, had zij dien nacht eene zware koorts, vergezeld van ijlhoofdigheid, in een vrij groote mate. Juffrouw Dore heeft toen met Mama Bronkhorst den ouden prul weten te bewegen, om Suse uit zijn huis naar het beroemde Beverwijk te doen bezorgen. Zij begreep, dat, zoo Santje t' huis bleef resideren, haar rijk misschien gaauw uit zou wezen, en ook, dat als dan aan u alle gelegenheid benomen was, om uwe pogingen tegen haar voort te zetten. Zij maakt nu staat, dat gij eens siks aan haar denken zult ... want het had haar eene verbazende moeite gekost, niet om de oude nachtmer- | |
[pagina 294]
| |
rie, Mama Bronkhorst, maar om den grommigen ijsegrim te bewegen. Omdat zij wel voorzag, dat de ijlhoofdigheid van Susanna, van een korten duur zou zijn, had zij den avond, voor dat zij vervoerd werd, haar een dosis slaapgoed weten in te krijgen. Enfin, Vriend! door de zorg van Dore Maurepas is nu uw Dulcinea in een krankzinnighuis opgesloten ... en haar Neef en Nicht Jochemsz, die nu het opzigt over Suse hebben, gelijk over de andere personen, die daar zijn opgesloten, zijn, volgens haar schrijven, zeer accessibele luî, althans Nicht ver van incorruptibel.... Zoodat ik 't gezegde van den geleerden Suetonius - neen! 't is een ander Dichter geweest, op Santje toepas: Incidit in Scyllam cupiens vitare Charybdin. Gij noemde Doortje wel eens zoo lagchende een tooverkol ... maar zeg nu eens, Maatje! heeft zij niet aardig getooverd?... Het slimme heksje meende u nu ontvlogen te zijn, om zoo veiligjes onder het dak van Papa Bronkhorst te schuilen - en geheel beveiligd tegen alle uwe ondernemingen ... en nu hebt gij meêr ruimbaan dan ooit. Daar de zaak zoo is afgeloopen, heb ik geen spijt, dat ik zondag niet van de partij geweest ben; anders had mij zoo een grap ongemeen geleken.... Toen maandag morgen de broêrs | |
[pagina 295]
| |
mij kwamen bezoeken, heb ik, boven poot boven al, ze hartelijk zitten uitlagchen. Zij hadden zich allen een kermis beloofd, om u in vollen triumf te zien met Juffrouw Santje, die la Rive eens als Predikant bezocht had.... En hoe voortreffelijk zij hunne rollen gespeeld hebben, zoo als gij zelf zegt, het heeft u niets mogen baten. Zij hopen nu maar, dat de grap niet te luid klinken zal, want om juist met den Schout van Loosduinen in onaangenaamheden gewikkeld te worden ... hier toe hebben zij weinig trek. Zij zijn wel fatsoenlijke luîs kinderen, en de Leydsche Burgerij getroost zich van hun baldadigheden en straatschenderijen, die in ander steden, waar de regten gelijk werken, met geldboeten of op het schavot gestraft zouden worden ... maar hun Academisch Burgerschap zou hun weinig tegen andere actien waarborgen. Zij vertrouwen, dat gij wel zorgen zult, dat 'er van de zaak weinig gesnap gemaakt wordt. Geld dat stom is & c. Ondertusschen heb ik juist door deze histotorie aanleiding gekregen tot eene stof voor mijne Dissertatie. Ja man! de podagra heeft ook zijn nut.... En wat zal dan dat onderwerp zijn, wat anders dan De latius extendendo jure civis Academici Leydensis. Ik heb 'er al den Repetitor van Brummen over gesproken, want ik zie zelf geen kans, om het stuk bij malkander te lappen, en van Papa krijg ik brief | |
[pagina 296]
| |
op brief, dat ik hoe eer hoe beter promoveren moet. Gij moest dien ouden hondsvot eens hebben zien kijken toen ik hem de stof noemde.... ‘Mi hercule,’ zeide hij, en stak den voorsten vinger van zijn linker klaauw achter zijn linker oorlel, ‘Die materie, mijn Heer! is nooit behandeld... Die zal u tienmaal zooveel geld kosten als een gewone.... De Heer bewaar mij, dat ik de Heeren Professoren zou willen te kort doen, maar dubito ... valde dubito, of zij die kat wel aan zouden durven.... Mijn Heer! als gij over zulk eene materie uwe Dissertatie wilt maken, zoudt gij wel nog een jaar aan de Akademie mogen blijven ... en, schoon de Theses wel zeer dikwijls niet analogae zijn met de Dissertatie, zoo gij misschien in het contrarie opinie viel, hoe zou men Theses kunnen vinden, die daarbij eenigzins pasten...’ Nu, Caput Lepidum! zeî ik, want ik was in een voortreffelijke luim, wat mijn invallen betrof.... Daar schieten mij al zeer analogische te binnen.... Bij voorbeeld, Uxores filias et ancillas professorum pulcrae formae, omnibus studiosis communes esse. - Omne vitrum, vel clarissimum, impedit visum, et idcirco ejus destructio laudabilis. - Ebrietatem et libidinem non dedecori viris, excellentibus studiis seu honoribus. - Exsecrationes navigantium ex infimâ classe aequales iis studiosorum nobiliore stemmate | |
[pagina 297]
| |
natorum. - ‘Nu merk ik al, hoe laat het is,’ zeide de sukkelaar ... en hij schoof zijn glaasje nog eens naar de jeneverfles. Schenk zelf in - zeî ik - oude likkebroêr - zie je niet, dat ik geen vin kan verroeren ... maar maak, dat ik tegen de groote vacantie kan promoveren - en met glans promoveren.... Ik heb mijn ouders al zoo satansch veel gekost.... Ik ben nu al bijna zeven jaar aan de Akademie geweest ... en laatst, zeî mama mij, dat ik nu meer dan tien duizend guldens hun gekost had ... en dat het Papa begon te vervelen.... ‘Ja, mijn Heer!’ zeî de verloopen Litterator. - ‘Ik zeg altijd lagchende, dat 'er geen duurder letters in het A.b.c. zijn dan de M. en de R. ... maar men kan het 'er, als men ze voor zijn' naam heeft, ook ver meê brengen. Zijt maar gerust, mijn Heer!... gij zult 'er zoo goed doorkomen als honderd anderen, en dan zijt gij geregtigd tot alle posten.’ - Zoo zat de vent al voort te praten, en ik begreep, dat hij volkomen gelijk had. De Goden bewaren mij en al zulke knapen, dat 'er ooit tijden komen, waarin men alleen naar verdiensten zou kijken. Maar dat is nog nog nooit gebeurd, en dan zou het wel ongelukkig zijn, dat wij juist dien kwaden tijd beleefden. Courage dan! zeg ik ... De Dokter heeft mij moed gegeven, dat ik binnen een dag of | |
[pagina 298]
| |
drie 'er op uit zal komen. 't Zou mij spijten, als het langer duurde, want Koo Brandenburg geeft toekomende week zijn promotiepartij en ik zou die om geen tien dukaten willen verzuimen. De knapste jongens komen 'er.... Ja, ja, dat licht is ook Medicinae Doctor geworden. - Nu hij is ook bijlang na niet gek - als hij nu van de Akademie af is, wat praktijk krijgt en dan gaat studeren ... dan kan 'er nog wel wat van komen. ‘'t Is zeker wel zoo wat, zoo wat voor de eerste honderd of twee patienten,’ zeî hij laatst tegen mij, dat ik met hem sprak, hoe hij het maken zou, want dat hij toch weinig van de garsten broden had gegeten, nos kennimus nos, moetje denken, ‘'t Is zeker zoo wat,’ zeî hij, ‘voor de eerste honderd of twee patienten, die ik krijg ... maar ik zal de goeije natuur maar laten werken ... en wat weinig kunstjes doen. Sterven ze dan, ja dan zeg ik ... met de vromen ... 't was de man zijn tijd - 'er is geen kruid tegen den dood gewassen - Beteren ze, wel dan ben ik het mannetje ... dan zegent mij de patient, als een klein Lieven Heertje.’ - Dat laat zich nog al hooren - vat je dat ook niet. Evenwel ik was liever zijn duizendste als zijn tiende patient.... Maar ik zou zoo doende mij wel lam schrijven. Mijn hand begint 'er van te slapen.... | |
[pagina 299]
| |
Schrijf mij toch eens gaauw een antwoord op dezen, die ik denk, dat u heel aangenaam wezen zal
T.T.
Piet. |
|