Historie van Mejuffrouw Susanna Bronkhorst. Deel 2
(1806)–Adriaan Loosjes– Auteursrechtvrij
[pagina 72]
| |
Amsterdam, 25. Januarij.Waarde Dochter!
Gij kunt wel denken, dat 'er eene zaak van. groot belang zijn moet, dat ik aan u schrijf, daar anders mijne bezigheden mij geen' tijd laten, om aan familiebrieven te denken. Ik kan u vooraf zeggen, dat de geheele familie welvarende is en dat ik dus over geene zwarigheid te schrijven heb. Dit ter uwer geruststelling vooraf, omdat ik weet, dat gij, zoo als uwe zalige Mama, u ligt ongerust maakt. Maar ter zaak, ik heb dan heden voormiddag een bezoek gehad van een jong Heer, die u zeer wel bekend is, namelijk, van den Heer Walraven, nadat hij alvorens behoorlijk met een biljet voor een half uur belet had laten vragen, in de bescheidenste termen. Hij kwam op den bepaalden tijd - en deed mij een voorstel, dat mij juist niet zeer verbaasde, ja dat ik al eenigen tijd te gemoet gezien had, en gij ook gemakkelijk raden zult, niets meer of minder behelzende, dan een formeel aanzoek, | |
[pagina 73]
| |
om verkeering bij u te mogen maken. Ik berigtte hem, dat gij uit de stad waart, zoo als hij misschien wel wist, en dat ik hem niet wel beslissend daarop kon antwoorden, zonder uwe gevoelens, daaromtrent, verstaan te hebben. De Heer Walraven, was bij het doen van zijn voorstel zeer aangedaan, en miste zijne gewone vrijmoedigheid. Ik vond geene reden, om hem niet met alle de beleefdheid van een fatsoenlijk man, te behandelen, die zoo uit hoofde van zijnen stand als middelen, en zijne bijkomende hoedanigheden aanspraak op mijne dochter maken mag. Ik presenteerde hem dus het een en ander; hij bleef een uurtje met mij praten, en ik liet mij door hem overreden, om hem, zoodra ik antwoord van u had, nader mijn gevoelen over zijn voorstel te doen weten, en gaf hem dus vrijheid, om over vijf dagen zijn bezoek bij mij te herhalen. Ik behoef u met den Heer Walraven niet bekend te maken. Herhaalde keeren heb ik u hooren uitweiden in zijnen lof, en ik verwacht dus, dat 'er bij u geene redenen, dan die van maagdelijke zedigheid kunnen zijn, om het aanzoek van een' zoo waardig man niet onmiddelijk te begunstigen. Gij zijt in die jaren, en omstandigheden (want schoon sedert eenige maanden mijn kantoor veel slagen geleden heeft, zijt gij echter ook uit dien hoofde eene goede partij) dat gij | |
[pagina 74]
| |
zeker verscheidene aanzoeken te verwachten hebt, maar dat kan geene reden zijn, om een zoo voortreffelijk Heer als Walraven, die daarenboven alle de goederen van zijne ouders, die schatrijke lieden waren, geërfd heeft, en nog van eene Tante uit Noordholland ruim zoo veel te wachten heeft, af te wijzen. Ik verheug mij, dat wil ik u wel bekennen, dat zich de Heer Walraven nu gedeclareerd heeft, dewijl ik vrees, dat gij anders nog veel last van den Heer Kraaijestein zoudt hebben, een knaap, die geheel in geen aanmerking bij u behoorde te komen, al was 'er geen een jong Heer van fatsoen of middelen in geheel Amsterdam buiten hem. De Heer Walraven heeft dus den juisten tijd gekoren, en zal dus den pas afsnijden aan dien verwaanden snoeshaan, die onlangs ons geheel huis in rep en roer gebragt heeft. Ja ik moet u betuigen, dat ik, hoe lief ik u hebbe, u liever naar het graf zag dragen, dan dat ik u aan zulk een ondeugenden en woesten karel trouwen zag. Ik begrijp wel, dat uwe kieschheid niet toelaat, dat gij zoo vlak weg, het aanzoek van den Heer Walraven zult begunstigen, maar ik wacht, dat gij mij echter wel vrijheid vergunnen zult, om hem eenige hoop op de verkeering te geven, terwijl ik u ook hoe eer zoo beter hier terug wacht, ten minste, hoop ik dat uw reisje niet langer, | |
[pagina 75]
| |
dan eene week duren zal: want het zou, naar mijn oordeel en ook dat van uwe Mama zeer onvoegelijk zijn, dat gij, de aanzoeken van den Walraven begunstigende, uw verblijf in den Haag uitrekte. Mijne Beminde is met mij volkomen van hetzelfde gevoelen over deze zaak, en zij hoopt, dat geene pointilles of kinderachtige visevazen u uw wezenlijk geluk over het hoofd zuilen doen zien, want 'er zijn vele meisjes, die door zulke coquette kuren en sentimentele fratsen haar waar belang voor altijd uit het oog verloren hebben. Ik versta mij niet veel op zulke dingen, maar begrijp toch, dat zij volkomen gelijk heeft. Ik verwacht nu, hoe eer zoo beter van u een antwoord op dezen brief, en vertrouw, dat dezelve geheel naar uw genoegen zijn zal. Na de groete van Mama blijf ik, mijn kompliment aan mijn Heer en Mevrouw Elzevier verzoekende
Uw toegenegen Vader
Frederik Bronkhorst. |
|