Grootmoeder, al schrijft zij wat kreupel, want toen ik jong was leerde men zooveel niet als nu; en mijn vingers beginnen zoo wat te trillen; nu dat komt 'er wel jonger over, ik wilde maar zeggen, Lotje! uw Grootmoeder heeft u in haar gebed niet vergeten. Jonk en teêr, Ligt om veer - staat in een boekje.... Ik heb God gebeden, dat hij toch voor u zorgen zoude, als gij voor u zelve niet zorgt; want zoo zijn wij menschen, en jonge menschen bovenal. - Wij denken altijd, vrede, vrede en geen gevaar - en 'er is somtijds heel groot gevaar naar ligchaam en ziel beide. De jonge menschen hebben somtijds zulke hooge denkbeelden van hun kracht en sterkte ... en ja zij leunen op een menschelijken rietstaf. Daarom, lieve Lotje! steun toch niet op eige krachten. Zijt ootmoedig, vrees God en bemin uwe Ouders. - En dat dit nieuw jaar voor u gelukkig zijn mag, God de Heer zij met u in alles. - Amen!
Als uwe ouders het u toestaan, kom dan eens over, om de Maasvreugd te zien. Oom Willem zal u wel van Delft met zijne koets afhalen - en zoo uw Amsterdamsch vriendinnetje bij u gelogeerd is, brengt ze meê, want ik hou, gelijk gij weet, veel van jonge menschen. Oom en Tante zullen u zoo veel plaisier doen als ze kunnen - en uwe ouders behoeven niet bekommerd te zijn, als gij bij ons zijt. Men rijdt met koetsen en vrachtwagens op de