Acht en twintigste brief.
De Heer Louis Kraaijestein aan Mejuffr. Susanna Bronkhorst.
5. Januarij.
Mejuffrouw!
Verschoon mij, dat ik u lastig valle met dezen. Ik had vergeten u deze haarspeld terug te geven, u ontvallen, bij de zoo gelukkig afgeloopen gebeurtenis; gelukkig vooral voor mij, omdat ik het genoegen gehad heb de beminnelijke Zuster van eenen ouden vriend, dien ik hoogschat, een' geringen dienst toe te brengen. Indien ik gister niet duidelijk bespeurd had, dat men mij liever niet dan al aan uw huis zag, zou ik mij heden 't genoegen gegeven hebben eigenhandig haar u te brengen, maar nu oordeelde ik beter die aan uw broeder ter hand te stellen, schoon ik niet kan nalaten, dit biljetje 'er bij te voegen, alleen, om u met de hartelijkste welmeenendheid nogmaals dank te zeggen voor uw aangenaam bijzijn, en te betuigen dat ik met ware hoogachting ben
Mejuffrouw!
Uw Dienstvaardige Dienaar
Louis Kraaijestein.