Ach, en die boezem, waaraan ik de gelukkigste uuren van mijn leeven heb doorgebragt (haar hand op haar hart leggende) en dat hart, dat ik zo dikwerf voor mij, voor mij zo hevig voelde slaan, slaat niet meêr. - Dierbaar, dierbaar overschot, - Gij, gij.... neen! neen! ach, ik zidder - gij zijt mijne Jacoba niet meêr - ach, dat hoofd hangt slap.... (Zich met schrik los rukkende) Maar ach, in dit stof, waar voor ik thans gruwe, heeft toch haare edele ziel gewoond - (het lijk nogmaals omhelzende en vol droefheid hetzelve langzaam verlaatende) Brengt mij van hier - brengt mij nu van hier.... ach, dat ik sterve, dat mijn stof te gelijk met het stof der dierbaare ter aarde besteld worde - ach, waarom, waarom ben ik uit dien zwijm ontwaakt? -