verstomde aanschouwers, benevens een dienaar van den Hertog, die met des Hertogs zwaard in de hand gereed hadt gestaan, om ingevalle van vijandlijkheden, op den eersten wenk - Borselen te onthalzen in den kerker.
Eindelijk rukten zich de tedere Gelieven met moeite uit elkanders armen. - Jacoba stiet haaren voet. Zij zag neder, en aanschouwde de doodkist, geschikt voor het Lichaam van van Borselen. Zij gruwde - en den dienaar van den Hertog met het zwaard ziende, greep zij de hand van van Borselen.... Kom - Kom, mijn Vriend! zeide zij, laaten wij dit verblijf des doods, des verderfs ontvlieden. - Zaliger plaatzen verbeiden ons. - Laat ons van hier vlieden.... hier woont Dood en Verderf.
Nu leidde Jacoba haaren dierbaarsten vriend den kerkertrap op, en met eene edele vrijmoedigheid de zaal van den Hertog binnen:
Ziedaar, mijn Heer! voerde zij den Hertog te gemoete, zie daar mijnen dierbaarsten vriend, dien ik uit het graf wedervind: en zie mij te gelijk gloeijen van vreugde, dat ik voor het afleggen van eenen zo zwaarwigtigen last zulk een dierbaar pand herkreegen heb.
Phlips deedt op 't oogenblik Borselen ontkluisteren, en op zijn gelaat de spooren ziende van zijn