verhinderen, zo gij mij die rechten bij verdrag afstaat, maar ik zal de plegtigheid van uw huwelijk herhaalen, en met grooten luister vieren doen.... ik zal u de Landen van Voorne, Zuidbeveland, Thoole, Leerdam, Lede en Schoonderwoud overlaaten: u alle de Tollen van Holland en Zeeland schenken. En Uwen zo tederbeminden van Borselen zal ik tot Ridder van het Gulden Vlies verheffen, en met het aanzienlijk ambt van Opperhoutvester bekleeden. - Zie, mijne Nicht! of ik zo zeer uwe gramschap, uwen haat, uwe verachting verdiene. Of ik zulk een barbaar ben, als gij mij herhaalde keeren hebt afgeschilderd.
Jacoba.
En ik zou dan ook den titel van Graavin moeten derven.... (in gepeins.)
Phlips.
Jaa, Mevrouw, den titel met alle de rechten.
(Jacoba, op eenen stoel langzaam zich nederzettende en den vloed van traanen, die uit haare oogen stroomt, in haar' boezem willende verbergen.)
Welaan, mijn Heer! wat weegt de titel van Graavin, wat weegen deszelfs schitterendste voorrechten, waarvan ik thans geen enkelen straal meêr bezitte, bij de liefde, bij het leeven van mijnen Borselen. - En egter nog pleit mijn hoogmoedig hart om de-