Help mij bidden, mijn Borselen! - Leg uwe handen in de mijnen en laaten wij dus met vereenigde harten en handen den goeden God smeeken. - Hemelsche Vader! Gij die mijne jammeren tot dus lang verdraagen, die geduld hebt, dat ik een voorwerp van smaad, van verachting geworden ben: thans ben ik gelukkig in de zalige omhelzing van den man, dien mijn hart bemint, ach, thans op de staatelijkste wijze aan hem verknogt zijnde smeek ik u, dat gij het lot der waereld zodanig bestuurt, dat ik ten minsten dien dierbaaren vriend mijns harte tot aan den jongsten snik mijns leevens behouden moge. - En ach, dat ik hem ten minsten éénen telg moge verwekken, op wien de mij ontvreemde rechten, naa den dood van mijnen barbaarschen bloedverwant, nederdaalen. - Ach, mijn Borselen! God ziet mijne traanen - Gij schreit mede.
Van Borselen.
Wie, wie der vrolijke gasten van den Bruiloftsdisch zou verwachten, zou kunnen gelooven, dat wij elkander met traanen omhelsden. -
Jacoba.
Wie der gasten, mijne liefde! denkt gelijk wij denken, gevoelt, gelijk wij gevoelen. Ach, bij ons zwijgt de stem der dierlijke drift voor de aangenaame stem der verhevenste liefde.